Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: deck

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: deck

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

deck:
- scheepsdek; boord; stapel
Wiktionary:
- deck → dek, spel kaarten, val
- deck → afzetten, beslaan, garneren, stofferen, uitmonsteren, dek, scheepsdek, brugdek

Engels

Uitgebreide vertaling voor deck (Engels) in het Nederlands

deck:

deck [the ~] zelfstandig naamwoord

the deck
het scheepsdek; de boord
- scheepsdek [het ~] zelfstandig naamwoord
- boord [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the deck

– A group of one or more cards. ¹
de stapel
- stapel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deck:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
boord	deck	collar
scheepsdek	deck
stapel	deck	accumulation; cue; heap; load; pile; piling up
-	deck of cards; pack of cards
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	adorn; beautify; bedeck; bedight; coldcock; decorate; dump; embellish; floor; grace; knock down
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	decorate; ornament

Verwante woorden van "deck":

decks

Synoniemen voor "deck":

platform
packet
pack of cards; deck of cards; pack
porch
adorn; decorate; grace; embellish; beautify; be
bedight; bedeck; decorate; adorn; grace; ornament; embellish; beautify
coldcock; dump; knock down; floor; beat

Verwante definities voor "deck":

any of various platforms built into a vessel²
street name for a packet of illegal drugs²
a porch that resembles the deck on a ship²
a pack of 52 playing cards²
knock down with force²
- He decked his opponent²
decorate²
- deck the halls with holly²
be beautiful to look at²
A group of one or more cards.¹
A storage device, such as a tape deck, or a group of such devices.¹

Wiktionary: deck

deck

noun

floorlike covering on a ship
- deck → dek
pack of playing cards
- deck → spel kaarten

deck

noun

een verdieping op een schip
- dek → deck
beweegbare vloer van een ophaalbrug
- val → flooring; deck

Cross Translation:

From	To	Via
• deck	→ afzetten; beslaan; garneren; stofferen; uitmonsteren	↔ garnir — militaire\|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection.
• deck	→ dek; scheepsdek	↔ pont — Plancher d'un bateau
• deck	→ brugdek	↔ tablier — Plate-forme, plancher d’un pont.

Verwante vertalingen van deck