Insert: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

insert:
- invoegen; inleggen; tussenleggen; inlassen; tussen zetten; tussenlassen
- inzetstuk; invoegen
Wiktionary:
- insert → invoegen
- insert → tussenvoegen, inschuiven, instoppen, indoen, inleggen, inzetten, binnenleiden, inleiden, invoeren, steken, insteken, adverteren, annonceren, aankondigen, aandienen, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, leggen, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen

Engels

Uitgebreide vertaling voor insert (Engels) in het Nederlands

insert:

to insert werkwoord (inserts, inserted, inserting)

to insert
invoegen; inleggen; tussenleggen
- invoegen werkwoord (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)
- inleggen werkwoord (leg in, legt in, legde in, legden in, ingelegd)
- tussenleggen werkwoord (leg tussen, legt tussen, legde tussen, legden tussen, tussengelegd)
to insert (intercalate; interpolate)
inlassen
- inlassen werkwoord (las in, last in, laste in, lasten in, ingelast)
to insert (place in between; put in between)
tussen zetten
- tussen zetten werkwoord (zet tussen, zette tussen, zetten tussen, tussen gezet)
to insert (place in between; put in between)
tussenlassen
- tussenlassen werkwoord (las tussen, last tussen, laste tussen, lasten tussen, tussengelast)

Conjugations for insert:

present

insert
insert
inserts
insert
insert
insert

simple past

inserted
inserted
inserted
inserted
inserted
inserted

present perfect

have inserted
have inserted
has inserted
have inserted
have inserted
have inserted

past continuous

was inserting
were inserting
was inserting
were inserting
were inserting
were inserting

future

shall insert
will insert
will insert
shall insert
will insert
will insert

continuous present

am inserting
are inserting
is inserting
are inserting
are inserting
are inserting

subjunctive

be inserted
be inserted
be inserted
be inserted
be inserted
be inserted

diverse

insert!
let's insert!
inserted
inserting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

insert [the ~] zelfstandig naamwoord

the insert
inzetstuk
- inzetstuk [znw.] zelfstandig naamwoord
the insert

– A mode in which any data to the right of the cursor is moved to the right as you type. ¹
invoegen
- invoegen werkwoord (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)

Vertaal Matrix voor insert:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inzetstuk	insert
-	cut-in; inset
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inlassen	insert; intercalate; interpolate
inleggen	insert	conserve; pickle; preserve
invoegen	insert	feed in; filter in; introduce; join the traffic; put in
tussen zetten	insert; place in between; put in between
tussenlassen	insert; place in between; put in between
tussenleggen	insert
-	enclose; enter; inclose; infix; introduce; put in; slip in; sneak in; stick in; tuck
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	interpolate; push in

Verwante woorden van "insert":

reinsert, inserting, inserted, inserts

Synoniemen voor "insert":

section; subdivision
inset; artifact; artefact
cut-in; break; interruption; disruption; gap
infix; enter; introduce; attach
enclose; inclose; stick in; put in; put; set; place; pose; position; lay
tuck; enclose; close in; inclose; shut in
slip in; sneak in; add; append; supply

Verwante definities voor "insert":

(film) a still picture that is introduced and that interrupts the action of a film²
(broadcasting) a local announcement inserted into a network program²
an artifact that is inserted or is to be inserted²
a folded section placed between the leaves of another publication²
introduce²
insert casually²
fit snugly into²
- insert your ticket into the slot²
put or introduce into something²
- insert a picture into the text²
A mode in which any data to the right of the cursor is moved to the right as you type.¹
To add new text, objects or cells without overwriting existing data.¹

Wiktionary: insert

insert

verb

put in between or into
- insert → invoegen

Cross Translation:

From	To	Via
• insert	→ tussenvoegen	↔ intercaler — insérer un jour, de quatre ans en quatre ans, dans le mois de février, afin de caler plus exactement l'année avec le cours du soleil.
• insert	→ inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen	↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
• insert	→ aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; indoen; inleggen; inzetten	↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.

Verwante vertalingen van insert

insert an advertisement

Remove Ads

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: insert

Uitgebreide vertaling voor insert (Engels) in het Nederlands

insert:

to insert werkwoord (inserts, inserted, inserting)

to insert

to insert (intercalate; interpolate)

to insert (place in between; put in between)

to insert (place in between; put in between)

Conjugations for insert:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

insert [the ~] zelfstandig naamwoord

the insert

the insert

Vertaal Matrix voor insert:

Verwante woorden van "insert":

Synoniemen voor "insert":

Verwante definities voor "insert":

Wiktionary: insert

Verwante vertalingen van insert