Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- beef:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor beef:
- runder
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor beef (Engels) in het Nederlands
beef:
Vertaal Matrix voor beef:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rundvlees | beef | |
- | beef cattle; bitch; boeuf; gripe; kick; squawk | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | bellyache; bitch; crab; gripe; grouse; holler; squawk |
Verwante woorden van "beef":
Synoniemen voor "beef":
Verwante definities voor "beef":
Wiktionary: beef
beef
beef
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beef | → rund | ↔ Rind — Wiederkäuer mit paarigen Zehen, ältestes Nutztier des Menschen, Lieferant von Milch, Fleisch, Zugkraft, Talg, Leder, Haaren und Dünger |
• beef | → donderjagen; emmeren; kankeren; katten; preutelen; pezeweven; mopperen; meieren; zaniken; pruttelen; zemelen; zeiken; zeuren | ↔ nörgeln — penetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern |
• beef | → rundvlees | ↔ bœuf — Viande. |
Verwante vertalingen van beef
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beef (Nederlands) in het Engels
beef vorm van beven:
Conjugations for beven:
o.t.t.
- beef
- beeft
- beeft
- beven
- beven
- beven
o.v.t.
- beefde
- beefde
- beefde
- beefden
- beefden
- beefden
v.t.t.
- heb gebeefd
- hebt gebeefd
- heeft gebeefd
- hebben gebeefd
- hebben gebeefd
- hebben gebeefd
v.v.t.
- had gebeefd
- had gebeefd
- had gebeefd
- hadden gebeefd
- hadden gebeefd
- hadden gebeefd
o.t.t.t.
- zal beven
- zult beven
- zal beven
- zullen beven
- zullen beven
- zullen beven
o.v.t.t.
- zou beven
- zou beven
- zou beven
- zouden beven
- zouden beven
- zouden beven
diversen
- beef!
- beeft!
- gebeefd
- bevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
beven
Vertaal Matrix voor beven:
Wiktionary: beven
beven
beven
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beven | → tremble | ↔ beben — sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren |
• beven | → tremble | ↔ zittern — kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen |
• beven | → quiver; shiver; tremble; quake; wave; rattle | ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général) |