Engels

Uitgebreide vertaling voor thwart (Engels) in het Nederlands

thwart:

to thwart werkwoord (thwarts, thwarted, thwarting)

  1. to thwart (make more difficult; hinder; make harder; make heavier)
    bemoeilijken; moeilijker maken; zwaarder maken
    • bemoeilijken werkwoord (bemoeilijk, bemoeilijkt, bemoeilijkte, bemoeilijkten, bemoeilijkt)
    • moeilijker maken werkwoord (maak moeilijker, maakt moeilijker, maakte moeilijker, maakten moeilijker, moeilijker gemaakt)
    • zwaarder maken werkwoord
  2. to thwart (hinder; oppose; sabotage; )
    tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)
    • dwarsliggen werkwoord (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)
  3. to thwart (counteract; withstand; resist; oppose)
    tegenwerken; tegengaan; tegenstreven; weerstreven
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • tegengaan werkwoord (ga tegen, gaat tegen, ging tegen, gingen tegen, tegengegaan)
    • tegenstreven werkwoord (streef tegen, streeft tegen, streefte tegen, streeften tegen, tegengestreefd)
    • weerstreven werkwoord (weerstreef, weerstreeft, weerstreefde, weerstreefden, weerstreefd)
  4. to thwart (make impossible; hinder; hamper; block)
    storen; hinderen; onmogelijk maken
    • storen werkwoord (stoor, stoort, stoorde, stoorden, gestoord)
    • hinderen werkwoord (hinder, hindert, hinderde, hinderden, gehinderd)
    • onmogelijk maken werkwoord
  5. to thwart
    verijdelen; verhinderen
    • verijdelen werkwoord (verijdel, verijdelt, verijdelde, verijdelden, verijdeld)
    • verhinderen werkwoord (verhinder, verhindert, verhinderde, verhinderden, verhinderd)

Conjugations for thwart:

present
  1. thwart
  2. thwart
  3. thwarts
  4. thwart
  5. thwart
  6. thwart
simple past
  1. thwarted
  2. thwarted
  3. thwarted
  4. thwarted
  5. thwarted
  6. thwarted
present perfect
  1. have thwarted
  2. have thwarted
  3. has thwarted
  4. have thwarted
  5. have thwarted
  6. have thwarted
past continuous
  1. was thwarting
  2. were thwarting
  3. was thwarting
  4. were thwarting
  5. were thwarting
  6. were thwarting
future
  1. shall thwart
  2. will thwart
  3. will thwart
  4. shall thwart
  5. will thwart
  6. will thwart
continuous present
  1. am thwarting
  2. are thwarting
  3. is thwarting
  4. are thwarting
  5. are thwarting
  6. are thwarting
subjunctive
  1. be thwarted
  2. be thwarted
  3. be thwarted
  4. be thwarted
  5. be thwarted
  6. be thwarted
diverse
  1. thwart!
  2. let's thwart!
  3. thwarted
  4. thwarting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

thwart [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the thwart (rowing-bench)
    roeibank

Vertaal Matrix voor thwart:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
roeibank rowing-bench; thwart
tegengaan damming
- cross thwart
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemoeilijken hinder; make harder; make heavier; make more difficult; thwart
dwarsbomen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
dwarsliggen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
hinderen block; hamper; hinder; make impossible; thwart hamper; hinder; impede; make it difficult; make it hard
moeilijker maken hinder; make harder; make heavier; make more difficult; thwart
onmogelijk maken block; hamper; hinder; make impossible; thwart hamper; hinder; impede; make impossible
storen block; hamper; hinder; make impossible; thwart annoy; bother; disturb; hamper; hinder; impede; interrupt
tegengaan counteract; oppose; resist; thwart; withstand
tegenstreven counteract; oppose; resist; thwart; withstand
tegenwerken counteract; cross; hinder; oppose; prevent; resist; sabotage; stem; stop; thwart; upset; withstand hinder; make it difficult; make it hard
verhinderen thwart hamper; hinder; impede; keep from; make impossible; obstruct; prevent
verijdelen thwart abolish; annul; cancel; cause failure; counteract; frustrate; hamper; hinder; nullify; obstruct; sabotage; undo
weerstreven counteract; oppose; resist; thwart; withstand
zwaarder maken hinder; make harder; make heavier; make more difficult; thwart load; make heavier; weight
- baffle; bilk; cross; foil; frustrate; queer; scotch; spoil

Verwante woorden van "thwart":


Synoniemen voor "thwart":


Verwante definities voor "thwart":

  1. a crosspiece spreading the gunnels of a boat; used as a seat in a rowboat1
  2. hinder or prevent (the efforts, plans, or desires) of1

Wiktionary: thwart

thwart
verb
  1. to prevent; to halt; to cause failure
thwart
verb
  1. een aanval neutraliseren
  2. tegenwerken, moeilijkheden geven

Cross Translation:
FromToVia
thwart verijdelen; omvergooide vereiteln — (transitiv): zum Scheitern bringen