Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- thwart:
-
Wiktionary:
- thwart → dwarsbomen, afweren
- thwart → verijdelen, omvergooide
Engels
Uitgebreide vertaling voor thwart (Engels) in het Nederlands
thwart:
-
to thwart (make more difficult; hinder; make harder; make heavier)
bemoeilijken; moeilijker maken; zwaarder maken-
moeilijker maken werkwoord (maak moeilijker, maakt moeilijker, maakte moeilijker, maakten moeilijker, moeilijker gemaakt)
-
zwaarder maken werkwoord
-
to thwart (hinder; oppose; sabotage; prevent; cross; stem; upset; stop)
-
to thwart (counteract; withstand; resist; oppose)
tegenwerken; tegengaan; tegenstreven; weerstreven-
tegenstreven werkwoord (streef tegen, streeft tegen, streefte tegen, streeften tegen, tegengestreefd)
-
to thwart (make impossible; hinder; hamper; block)
-
to thwart
Conjugations for thwart:
present
- thwart
- thwart
- thwarts
- thwart
- thwart
- thwart
simple past
- thwarted
- thwarted
- thwarted
- thwarted
- thwarted
- thwarted
present perfect
- have thwarted
- have thwarted
- has thwarted
- have thwarted
- have thwarted
- have thwarted
past continuous
- was thwarting
- were thwarting
- was thwarting
- were thwarting
- were thwarting
- were thwarting
future
- shall thwart
- will thwart
- will thwart
- shall thwart
- will thwart
- will thwart
continuous present
- am thwarting
- are thwarting
- is thwarting
- are thwarting
- are thwarting
- are thwarting
subjunctive
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
diverse
- thwart!
- let's thwart!
- thwarted
- thwarting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the thwart (rowing-bench)
Vertaal Matrix voor thwart:
Verwante woorden van "thwart":
Synoniemen voor "thwart":
Verwante definities voor "thwart":
Wiktionary: thwart
thwart
Cross Translation:
verb
thwart
-
to prevent; to halt; to cause failure
- thwart → dwarsbomen
verb
-
een aanval neutraliseren
-
tegenwerken, moeilijkheden geven
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• thwart | → verijdelen; omvergooide | ↔ vereiteln — (transitiv): zum Scheitern bringen |