Premise: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

premise:
- thesis; stelling; aanname; these; premisse; voorwaarde; vooronderstelling; postulaat
- beginnen met; vooropstellen; vooruitzetten; vooropzetten
Wiktionary:
- premise → voorwaarde, perceel
- premise → voorwaarde, veronderstellen, assumptie, veronderstelling

Engels

Uitgebreide vertaling voor premise (Engels) in het Nederlands

premise:

premise [the ~] zelfstandig naamwoord

the premise (thesis; postulate)
de thesis; de stelling; de aanname; de these
- thesis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- stelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanname [de ~] zelfstandig naamwoord
- these [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the premise
de premisse; de voorwaarde
- premisse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- voorwaarde [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the premise (presupposition; premiss)
de premisse; de vooronderstelling
- premisse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vooronderstelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the premise (postulate; presupposition; posing)
de vooronderstelling; het postulaat
- vooronderstelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- postulaat [het ~] zelfstandig naamwoord

to premise werkwoord (premises, premised, premising)

to premise (preconceive)
beginnen met; vooropstellen; vooruitzetten; vooropzetten
- beginnen met werkwoord (begin met, begint met, begon met, begonnen met, begonnen met)
- vooropstellen werkwoord (stel voorop, stelt voorop, stelde voorop, stelden voorop, voorop gesteld)
- vooruitzetten werkwoord (zet vooruit, zette vooruit, zetten vooruit, vooruitgezet)
- vooropzetten werkwoord (zet voorop, zette voorop, zetten voorop, vooropgezet)

Conjugations for premise:

present

premise
premise
premises
premise
premise
premise

simple past

premised
premised
premised
premised
premised
premised

present perfect

have premised
have premised
has premised
have premised
have premised
have premised

past continuous

was premising
were premising
was premising
were premising
were premising
were premising

future

shall premise
will premise
will premise
shall premise
will premise
will premise

continuous present

am premising
are premising
is premising
are premising
are premising
are premising

subjunctive

be premised
be premised
be premised
be premised
be premised
be premised

diverse

premise!
let's premise!
premised
premising

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor premise:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanname	postulate; premise; thesis
postulaat	posing; postulate; premise; presupposition
premisse	premise; premiss; presupposition
stelling	postulate; premise; thesis	assertion; definition of a problem; hypotheses; hypothesis; rack; shelves; statement
these	postulate; premise; thesis
thesis	postulate; premise; thesis
vooronderstelling	posing; postulate; premise; premiss; presupposition
voorwaarde	premise	circumstances; condition; criterion; requisite; reservation; restriction; stipulation; term
-	assumption; premiss
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beginnen met	preconceive; premise
vooropstellen	preconceive; premise
vooropzetten	preconceive; premise
vooruitzetten	preconceive; premise
-	introduce; precede; preface; premiss

Verwante woorden van "premise":

premising, premises

Synoniemen voor "premise":

premiss; assumption; postulate; posit
set forth; expound; exposit
precede; preface; introduce; state; say; tell
premiss; presuppose; suppose

Verwante definities voor "premise":

a statement that is assumed to be true and from which a conclusion can be drawn¹
take something as preexisting and given¹
furnish with a preface or introduction¹
set forth beforehand, often as an explanation¹
- He premised these remarks so that his readers might understand¹

Wiktionary: premise

premise

noun

proposition antecedently supposed or proved
- premise → voorwaarde
either of the first two propositions of a syllogism, from which the conclusion is deduced
- premise → voorwaarde
piece of real estate
- premise → perceel

Cross Translation:

From	To	Via
• premise	→ voorwaarde	↔ Voraussetzung — eine Bedingung, die im Vorfeld erfüllt sein muss; etwas was benötigt wird, bevor etwas anderes eintreten kann
• premise	→ veronderstellen	↔ annehmen — eine Vermutung anstellen
• premise	→ assumptie; veronderstelling	↔ Annahme — Prämisse, Voraussetzung: der Glaube an einen nicht erwiesenen oder nicht beweisbaren Sachverhalt, eine Hypothese oder Axiome

Computer vertaling door derden:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor premise (Nederlands) in het Engels

premise: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

pre: advantage; preference
mis: service; mass; worship; Mass; off; bad; wrong; faulty; false; inaccurate; incorrect; amiss; wrongly; off target

Computer vertaling door derden:

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: premise

Uitgebreide vertaling voor premise (Engels) in het Nederlands

premise:

premise [the ~] zelfstandig naamwoord

the premise (thesis; postulate)

the premise

the premise (presupposition; premiss)

the premise (postulate; presupposition; posing)

to premise werkwoord (premises, premised, premising)

to premise (preconceive)

Conjugations for premise:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor premise:

Verwante woorden van "premise":

Synoniemen voor "premise":

Verwante definities voor "premise":

Wiktionary: premise

Uitgebreide vertaling voor premise (Nederlands) in het Engels

premise: (*Woord en zin splitter gebruikt)

premise: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}