Engels
Uitgebreide vertaling voor make use of (Engels) in het Nederlands
make use of:
-
to make use of (use; utilize; employ; handle; practise; take; practice; utilise)
gebruiken; hanteren; gebruik maken van; bezigen-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
-
to make use of (utilize; apply; implement; use; employ; engage; enforce; practise; adopt; avail oneself of; administer; take; practice; utilise)
-
to make use of (apply; utilize; employ; use; utilise)
gebruiken; toepassen; gebruik maken van; benutten; aanwenden-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
-
to make use of (utilize; apply; employ; use; take; utilise)
gebruiken; aanwenden; benutten; gebruik maken van; utiliseren-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
Conjugations for make use of:
present
- make use of
- make use of
- makes use of
- make use of
- make use of
- make use of
simple past
- made use of
- made use of
- made use of
- made use of
- made use of
- made use of
present perfect
- have made use of
- have made use of
- has made use of
- have made use of
- have made use of
- have made use of
past continuous
- was making use of
- were making use of
- was making use of
- were making use of
- were making use of
- were making use of
future
- shall make use of
- will make use of
- will make use of
- shall make use of
- will make use of
- will make use of
continuous present
- am making use of
- are making use of
- is making use of
- are making use of
- are making use of
- are making use of
subjunctive
- be made use of
- be made use of
- be made use of
- be made use of
- be made use of
- be made use of
diverse
- make use of!
- let's make use of!
- made use of
- making use of
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor make use of:
Wiktionary: make use of
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• make use of | → aanwenden; benutten; gebruiken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; doorvoeren; in toepassing brengen; toepassen; aanzetten; voordoen | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• make use of | → aanwenden; benutten; gebruiken | ↔ employer — Utiliser |
• make use of | → verwerken | ↔ mettre en œuvre — employer à quelque usage. |
Verwante vertalingen van make use of
Nederlands