Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. traffic:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor traffic:
    • verkeer


Engels

Uitgebreide vertaling voor traffic (Engels) in het Nederlands

traffic:

traffic [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the traffic (network traffic)
    – The number of visits to a website, or the amount of user activity on a website or on a network. 1
    het verkeer
    • verkeer [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor traffic:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verkeer network traffic; traffic intercourse; public transport; sex; sexual intercourse; sexual relations
- dealings
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- barter

Synoniemen voor "traffic":


Verwante definities voor "traffic":

  1. social or verbal interchange (usually followed by `with')2
  2. buying and selling; especially illicit trade2
  3. the amount of activity over a communication system during a given period of time2
    • heavy traffic overloaded the trunk lines2
    • traffic on the internet is lightest during the night2
  4. the aggregation of things (pedestrians or vehicles) coming and going in a particular locality during a specified period of time2
  5. trade or deal a commodity2
    • They trafficked with us for gold2
  6. deal illegally2
    • traffic drugs2
  7. The number of visits to a website, or the amount of user activity on a website or on a network.1

Wiktionary: traffic

traffic
noun
  1. pedestrians or vehicles on roads or on the air
  2. commercial transportation or exchange of goods
  3. illegal trade or exchange of goods, often drugs
  4. exchange or flux of information, messages or data
traffic
noun
  1. het in de rondte gaan, een kringloop bijv. bloedsomloop
  2. het rouleren, de omloop, het circuleren, het rondlopen
  3. het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden

Cross Translation:
FromToVia
traffic passage; verkeer traficnégoce, commerce de marchandises.

Verwante vertalingen van traffic