Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
service:
- service; bediening; uitserveren; gunst; dienst; kerkviering; mis; instituut; onderhoudsbeurt; serviceverlening; diensten; voorziening; verschaffing; verzorging; zorg; verpleging; opdienen; serveren; revisie; herstelling van materiaal; schoonmaak; reinigen; schoonmaken; reiniging; zuivering; kuising; opruiming
- van dienst zijn
- dienstverlenende; dienstverlenend
-
Wiktionary:
- service → dienst, bediening, eredienst, dienstverlening
- service → dienst, plegen, verzorgen, verplegen, magazijn, provisiekamer, provisiekast, voorraadkamer, ambt, baan, betrekking, werkkring, plaats, eetservies, servies, afdeling, geleding, sectie
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- service:
Engels
Uitgebreide vertaling voor service (Engels) in het Nederlands
service:
-
the service (serving)
-
the service (favour; grace; support; patronage; goodwill; mass; boon; favor)
-
the service (Mass; worship; mass)
-
the service (institution)
-
the service
-
the service
-
the service
-
the service (procurement; facility; provision; providing; maintenance; furnishing; care; nursing)
-
the service (care; provision; nursing)
-
the service (nursing; care; provision; maintenance; concern; worry)
-
the service (dishing up)
-
the service (overhaul; revision; revise; readjustment; review; adjustment; conversion; amendment; reform)
-
the service (cleaning; purification; cleansing; clean-up; washing down)
-
the service
– An activity, such as consulting or design, performed for sale or purchase by one or more resources. 1 -
the service
– A program, routine, or process that performs a specific system function to support other programs. 1 -
the service
– A set of related components provided in support of one or more business processes. The distributed application will comprise a range of configuration item types but will be perceived by customers and users as a self-contained, single, coherent entity. 1 -
the service
– A website or service that a customer can connect in order to share what they've been doing on other websites, see their friends and their updates from other services in Windows Live, or share their Windows Live activity on other websites. 1
-
to service (te be of service)
van dienst zijn-
van dienst zijn werkwoord (ben van dienst, bent van dienst, was van dienst, waren van dienst, van dienst geweest)
-
Conjugations for service:
present
- service
- service
- services
- service
- service
- service
simple past
- serviced
- serviced
- serviced
- serviced
- serviced
- serviced
present perfect
- have serviced
- have serviced
- has serviced
- have serviced
- have serviced
- have serviced
past continuous
- was servicing
- were servicing
- was servicing
- were servicing
- were servicing
- were servicing
future
- shall service
- will service
- will service
- shall service
- will service
- will service
continuous present
- am servicing
- are servicing
- is servicing
- are servicing
- are servicing
- are servicing
subjunctive
- be serviced
- be serviced
- be serviced
- be serviced
- be serviced
- be serviced
diverse
- service!
- let's service!
- serviced
- servicing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
service (service oriented)
dienstverlenende-
dienstverlenende bijvoeglijk naamwoord
-
-
service
dienstverlenend-
dienstverlenend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor service:
Verwante woorden van "service":
Synoniemen voor "service":
Antoniemen van "service":
Verwante definities voor "service":
Wiktionary: service
service
Cross Translation:
noun
service
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• service | → dienst | ↔ Service — Dienstleistung |
• service | → dienst | ↔ Service — ausführende Tätigkeit an Kunden durch eine gastronomische Fachkraft |
• service | → plegen; verzorgen; verplegen | ↔ pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln |
• service | → dienst; magazijn; provisiekamer; provisiekast; voorraadkamer; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats | ↔ office — Fonction, emploi |
• service | → dienst; eetservies; servies; afdeling; geleding; sectie; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats | ↔ service — état, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité. |
Service:
Vertaal Matrix voor Service:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | Robert William Service |
Verwante definities voor "Service":
Verwante vertalingen van service
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor service (Nederlands) in het Engels
service:
-
de service (uitserveren; bediening)
-
de service (onderhoudsdienst)
-
de service
-
de service
-
de service
-
de service
the service– A set of related components provided in support of one or more business processes. The distributed application will comprise a range of configuration item types but will be perceived by customers and users as a self-contained, single, coherent entity. 1 -
de service
Vertaal Matrix voor service:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
maintenance service | onderhoudsdienst; service | |
service | bediening; service; uitserveren | dienst; diensten; gunst; herstelling van materiaal; instituut; kerkviering; kuising; mis; onderhoudsbeurt; opdienen; opruiming; reinigen; reiniging; revisie; schoonmaak; schoonmaken; serveren; serviceverlening; verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg; zuivering |
serving | bediening; service; uitserveren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
service | van dienst zijn | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
after-sales service | service | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
service | dienstverlenend; dienstverlenende |