Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: luck

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: luck

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

luck:
- geluk; geluk hebbend; bof; fortuintje
Wiktionary:
- luck → geluk, bof
- luck → fortuin, lot, levenslot, bestemming, lotsbestemming, voorland, geluk, fortuinlijkheid, rijkdom, meevaller

Engels

Uitgebreide vertaling voor luck (Engels) in het Nederlands

luck:

luck [the ~] zelfstandig naamwoord

the luck (bliss; happiness; joy)
het geluk; geluk hebbend; de bof
- geluk [het ~] zelfstandig naamwoord
- geluk hebbend [znw.] zelfstandig naamwoord
- bof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the luck (windfall; fortune)
het fortuintje
- fortuintje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor luck:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bof	bliss; happiness; joy; luck	mumps
fortuintje	fortune; luck; windfall
geluk	bliss; happiness; joy; luck	be happy
geluk hebbend	bliss; happiness; joy; luck
-	chance; circumstances; destiny; fate; fortune; hazard; lot; portion
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	chance; hazard

Verwante woorden van "luck":

lucks

Synoniemen voor "luck":

fortune; destiny; fate; lot; circumstances; portion; condition
chance; hazard; phenomenon

Verwante definities voor "luck":

an unknown and unpredictable phenomenon that causes an event to result one way rather than another¹
- bad luck caused his downfall¹
an unknown and unpredictable phenomenon that leads to a favorable outcome¹
- it was my good luck to be there¹
- they say luck is a lady¹
your overall circumstances or condition in life (including everything that happens to you)¹
- the luck of the Irish¹

Wiktionary: luck

luck

noun

something that happens to someone by chance
- luck → geluk

luck

noun

geluk, mazzel
- bof → luck
prettige loop van de omstandigheid
- geluk → luck; happiness

Cross Translation:

From	To	Via
• luck	→ fortuin; lot; levenslot; bestemming; lotsbestemming; voorland	↔ destinée — destin particulier d’une personne ou d’une chose.
• luck	→ geluk; fortuin; fortuinlijkheid; lot; levenslot; rijkdom	↔ fortune — hasard, chance.
• luck	→ geluk; meevaller	↔ heur — littéraire\|fr (vieilli) bonne fortune, chance heureux.

Verwante vertalingen van luck

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University