Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- focus:
- Wiktionary:
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- focus:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor focus (Engels) in het Nederlands
focus:
-
the focus (focal point)
-
the focus (put one's mind to; concentration; fix one's mind)
-
the focus
– A temporary property of a user-interface object, such as a window, view, dialog box, or button, that permits the object to receive keyboard input from the user. The focus is usually conveyed through highlighting. 1
Conjugations for focus:
present
- focus
- focus
- focuses
- focus
- focus
- focus
simple past
- focused
- focused
- focused
- focused
- focused
- focused
present perfect
- have focused
- have focused
- has focused
- have focused
- have focused
- have focused
past continuous
- was focusing
- were focusing
- was focusing
- were focusing
- were focusing
- were focusing
future
- shall focus
- will focus
- will focus
- shall focus
- will focus
- will focus
continuous present
- am focusing
- are focusing
- is focusing
- are focusing
- are focusing
- are focusing
subjunctive
- be focused
- be focused
- be focused
- be focused
- be focused
- be focused
diverse
- focus!
- let's focus!
- focused
- focusing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor focus:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aandacht verenigen | concentration; fix one's mind; focus; put one's mind to | |
brandpunt | focal point; focus | |
concentratie | concentration; fix one's mind; focus; put one's mind to | concentration; density; strain; tenseness; tightness |
focus | focal point; focus | |
geconcentreerdheid | concentration; fix one's mind; focus; put one's mind to | |
- | centering; direction; focal point; focusing; focussing; nidus; stress | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
focussen | focalise; focalize; focus | |
scherp stellen | focalise; focalize; focus | |
scherp zetten | focalise; focalize; focus | |
- | center; centre; concenter; concentrate; concentre; focalise; focalize; pore; rivet; sharpen |
Verwante woorden van "focus":
Synoniemen voor "focus":
Antoniemen van "focus":
Verwante definities voor "focus":
Wiktionary: focus
focus
Cross Translation:
noun
focus
noun
-
optica|nld het reële punt waar evenwijdig aan de optische as invallende (licht)stralen (of andere elektromagnetische stralen) na breking door een bolle lens dan wel reflectie door een holle spiegel samenkomen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• focus | → focus; brandpunt | ↔ Fokus — Optik: Punkt, in dem sich achsenparallel einfallende Strahlen nach der Brechung durch eine Linse bzw. Reflexion durch einen Hohlspiegel schneiden |
Verwante vertalingen van focus
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor focus (Nederlands) in het Engels
focus:
-
de focus (brandpunt)
-
de focus
Vertaal Matrix voor focus:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
focal point | brandpunt; focus | |
focus | brandpunt; focus | aandacht verenigen; concentratie; geconcentreerdheid |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
focus | focussen; scherp stellen; scherp zetten |