Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: discredit

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: discredit

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. discredit:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor discredit (Engels) in het Nederlands

discredit:

discredit [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the discredit
    de opspraak
  2. the discredit
    het diskrediet

to discredit werkwoord (discredits, discredited, discrediting)

  1. to discredit (accuse; blame; reproach; )
    beschuldigen; verwijten; aanrekenen; voorhouden; blameren; voor de voeten gooien; berispen; aanwrijven; laken; nadragen; gispen
    • beschuldigen werkwoord (beschuldig, beschuldigt, beschuldigde, beschuldigden, beschuldigd)
    • verwijten werkwoord (verwijt, verweet, verweten, verweten)
    • aanrekenen werkwoord (reken aan, rekent aan, rekende aan, rekenden aan, aangerekend)
    • voorhouden werkwoord (houd voor, houdt voor, hield voor, hielden voor, voorgehouden)
    • blameren werkwoord (blameer, blameert, blameerde, blameerden, geblameerd)
    • berispen werkwoord (berisp, berispt, berispte, berispten, berispt)
    • aanwrijven werkwoord
    • laken werkwoord (laak, laakt, laakte, laakten, gelaakt)
    • nadragen werkwoord (draag na, draagt na, droeg na, droegen na, nagedragen)
    • gispen werkwoord (gisp, gispt, gispte, gispten, gegispt)
  2. to discredit (bear a grudge; blame; reprimand; )
    beschuldigen; iemand iets verwijten; blameren; kwalijk nemen; nadragen; voor de voeten gooien; iemand iets aanrekenen; laken; aanwrijven

Conjugations for discredit:

present
  1. discredit
  2. discredit
  3. discredits
  4. discredit
  5. discredit
  6. discredit
simple past
  1. discredited
  2. discredited
  3. discredited
  4. discredited
  5. discredited
  6. discredited
present perfect
  1. have discredited
  2. have discredited
  3. has discredited
  4. have discredited
  5. have discredited
  6. have discredited
past continuous
  1. was discrediting
  2. were discrediting
  3. was discrediting
  4. were discrediting
  5. were discrediting
  6. were discrediting
future
  1. shall discredit
  2. will discredit
  3. will discredit
  4. shall discredit
  5. will discredit
  6. will discredit
continuous present
  1. am discrediting
  2. are discrediting
  3. is discrediting
  4. are discrediting
  5. are discrediting
  6. are discrediting
subjunctive
  1. be discredited
  2. be discredited
  3. be discredited
  4. be discredited
  5. be discredited
  6. be discredited
diverse
  1. discredit!
  2. let's discredit!
  5. discredited
  6. discrediting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor discredit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschuldigen accusing
diskrediet discredit
kwalijk nemen blame; reproach; reproof
laken cloth; linen; sheet; table-cloth; table-cover; woollen fabric
opspraak discredit
verwijten blaming
- disrepute
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanrekenen accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach blame; count to; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
aanwrijven accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach blame; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
berispen accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach admonish; blame; castigate; chide; decry; denounce; exhort; rebuke; reprimand; reprove; scarify; warn
beschuldigen accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach accuse; charge; charge with; denounce; imputate; incriminate; insinuate
blameren accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach bring shame on; disgrace
gispen accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach
iemand iets aanrekenen bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach
iemand iets verwijten bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach blame; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
kwalijk nemen bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach blame; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
laken accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach
nadragen accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach
verwijten accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach
voor de voeten gooien accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach
voorhouden accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach
- disbelieve; disgrace

Verwante woorden van "discredit":


Synoniemen voor "discredit":


Antoniemen van "discredit":


Verwante definities voor "discredit":

  1. the state of being held in low esteem1
    • your actions will bring discredit to your name1
  2. reject as false; refuse to accept1
  3. cause to be distrusted or disbelieved1
    • The paper discredited the politician with its nasty commentary1
  4. damage the reputation of1
    • This newspaper story discredits the politicians1

Wiktionary: discredit

discredit
verb
  1. iemands goede naam geweld aandoen met onware aantijgingen
  2. onteren
Cross Translation:
FromToVia
• discredit → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.

Verwante vertalingen van discredit







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0450 seconde
Page rendered in 1.0 seconds