Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. betray:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor betray:
    • veraden


Engels

Uitgebreide vertaling voor betray (Engels) in het Nederlands

betray:

to betray werkwoord (betraies, betrayed, betraying)

  1. to betray (squeak; inform against; peach; squeal; give away)
    verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen
    • verraden werkwoord (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • uitbrengen werkwoord (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • verklikken werkwoord (verklik, verklikt, verklikte, verklikten, verklikt)
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • verlinken werkwoord (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)
    • aanbrengen werkwoord (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)
  2. to betray (disappoint; embarras; confound)
    beschamen; vertrouwen schenden; teleurstellen
    • beschamen werkwoord (beschaam, beschaamt, beschaamde, beschaamden, beschaamd)
    • teleurstellen werkwoord (stel teleur, stelt teleur, stelde teleur, stelden teleur, teleurgesteld)

Conjugations for betray:

present
  1. betray
  2. betray
  3. betraies
  4. betray
  5. betray
  6. betray
simple past
  1. betrayed
  2. betrayed
  3. betrayed
  4. betrayed
  5. betrayed
  6. betrayed
present perfect
  1. have betrayed
  2. have betrayed
  3. has betrayed
  4. have betrayed
  5. have betrayed
  6. have betrayed
past continuous
  1. was betraying
  2. were betraying
  3. was betraying
  4. were betraying
  5. were betraying
  6. were betraying
future
  1. shall betray
  2. will betray
  3. will betray
  4. shall betray
  5. will betray
  6. will betray
continuous present
  1. am betraying
  2. are betraying
  3. is betraying
  4. are betraying
  5. are betraying
  6. are betraying
subjunctive
  1. be betrayed
  2. be betrayed
  3. be betrayed
  4. be betrayed
  5. be betrayed
  6. be betrayed
diverse
  1. betray!
  2. let's betray!
  3. betrayed
  4. betraying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor betray:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen splitting; tattle taling; telling of tales
aangeven declaration
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up
aangeven betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal declare; define; delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; indicate; offer; pass; pinpoint; point; point out; point to; present with; show
beschamen betray; confound; disappoint; embarras
teleurstellen betray; confound; disappoint; embarras be contrary; belie; counteract; cross; disappoint; disillusion; frustrate; let down
uitbrengen betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal issue; publish
verklappen betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal blab; blurt out; denounce; disclose; give away; inform against; let slip out; peach; report; reveal; squeal; tell tales; tip the scales
verklikken betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal blab; disclose; give away; inform against; reveal; squeal; tattle; tell tales
verlinken betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal blab; disclose; give away; inform against; reveal; squeal
verraden betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal blab; blurt out; disclose; give away; inform against; let slip out; reveal; squeal; tip the scales
vertrouwen schenden betray; confound; disappoint; embarras
- bewray; cheat; cheat on; cuckold; deceive; fail; lead astray; sell; wander

Verwante woorden van "betray":

  • betraying

Synoniemen voor "betray":


Antoniemen van "betray":

  • undeceive

Verwante definities voor "betray":

  1. cause someone to believe an untruth1
  2. reveal unintentionally1
    • Her smile betrayed her true feelings1
  3. disappoint, prove undependable to; abandon, forsake1
  4. deliver to an enemy by treachery1
    • The spy betrayed his country1
  5. be sexually unfaithful to one's partner in marriage1

Wiktionary: betray

betray
verb
  1. to show or to indicate
  2. to disclose or discover
  3. to lead astray, as a maiden
  4. to prove faithless or treacherous
  5. to violate the confidence of, by disclosing a secret
  6. to deliver into the hands of an enemy
betray
verb
  1. (overgankelijk) zijn geloof opzij zetten, ontrouw worden
  2. een geheim prijsgeven

Cross Translation:
FromToVia
betray oplichten betrügen — jemandem absichtlich und böswillig die Unwahrheit sagen
betray in de steek laten; laten merken; verraden trahir — Faire une perfidie à quelqu’un ; lui manquer de foi.