Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: agitation

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: agitation

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. agitation:
  2. agitate:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor agitation (Engels) in het Nederlands

agitation:

agitation [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the agitation (unrest; turbulence)
    de agitatie; de onrust; de ongedurigheid; de beroering; het gewoel
  2. the agitation (trouble; commotion; turbulence; turmoil; unrest)
    de onrust; de beroering; de roerigheid
  3. the agitation (arousal)
    de gejaagdheid

Vertaal Matrix voor agitation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agitatie agitation; turbulence; unrest
beroering agitation; commotion; trouble; turbulence; turmoil; unrest bedlam; clamor; clamour; commotion; din; hubbub; hullabaloo; noise; pandemonium; racket; tumult; tumultuousness; uproar
gejaagdheid agitation; arousal
gewoel agitation; turbulence; unrest burrowing; drudgery; grubbing; rooting
ongedurigheid agitation; turbulence; unrest liveliness
onrust agitation; commotion; trouble; turbulence; turmoil; unrest
roerigheid agitation; commotion; trouble; turbulence; turmoil; unrest activity
- excitement; ferment; fermentation; hullabaloo; tempestuousness; turmoil; unrest; upheaval
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- anxiety; fidgetiness; restlessness

Verwante woorden van "agitation":


Synoniemen voor "agitation":


Antoniemen van "agitation":


Verwante definities voor "agitation":

  1. the act of agitating something; causing it to move around (usually vigorously)1
  2. disturbance usually in protest1
  3. the feeling of being agitated; not calm1
  4. a state of agitation or turbulent change or development1
  5. a mental state of extreme emotional disturbance1

Wiktionary: agitation

agitation
noun
  1. Act of agitating
agitation
Cross Translation:
FromToVia
• agitation → verontwaardiging ↔ Aufregung — verwirrendes, chaotisches Durcheinander
• agitation → schroom; beduchtheid; ongerustheid; zorg ↔ inquiétude — état de celui qui est inquiet, qui n’a pas le repos moral.

agitation vorm van agitate:

to agitate werkwoord (agitates, agitated, agitating)

  1. to agitate (deal with; deal; act)
    handelen; ageren
    • handelen werkwoord (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • ageren werkwoord (ageer, ageert, ageerde, ageerden, geageerd)
  2. to agitate (stir; shake up; budge)
    agiteren; in beroering brengen; opstoken; oppoken
    • agiteren werkwoord
    • in beroering brengen werkwoord (breng in beroering, brengt in beroering, bracht in beroering, brachten in beroering, in beroering gebracht)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
  3. to agitate (stir; mix)
    verroeren
    • verroeren werkwoord (verroer, verroert, verroerde, verroerden, verroerd)

Conjugations for agitate:

present
  1. agitate
  2. agitate
  3. agitates
  4. agitate
  5. agitate
  6. agitate
simple past
  1. agitated
  2. agitated
  3. agitated
  4. agitated
  5. agitated
  6. agitated
present perfect
  1. have agitated
  2. have agitated
  3. has agitated
  4. have agitated
  5. have agitated
  6. have agitated
past continuous
  1. was agitating
  2. were agitating
  3. was agitating
  4. were agitating
  5. were agitating
  6. were agitating
future
  1. shall agitate
  2. will agitate
  3. will agitate
  4. shall agitate
  5. will agitate
  6. will agitate
continuous present
  1. am agitating
  2. are agitating
  3. is agitating
  4. are agitating
  5. are agitating
  6. are agitating
subjunctive
  1. be agitated
  2. be agitated
  3. be agitated
  4. be agitated
  5. be agitated
  6. be agitated
diverse
  1. agitate!
  2. let's agitate!
  5. agitated
  6. agitating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor agitate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ageren agitating; operate; perform; work
handelen agitating; operate; perform; work
opstoken incitement; instigation; stirring up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ageren act; agitate; deal; deal with
agiteren agitate; budge; shake up; stir
handelen act; agitate; deal; deal with accomplish; act; carry on a business; do; operate; proceed; trade; work
in beroering brengen agitate; budge; shake up; stir
oppoken agitate; budge; shake up; stir blow the fire; fan a flame; instigate; poke; poke up; stir; stir up; stoke up
opstoken agitate; budge; shake up; stir bait; blow the fire; fan a flame; incite; instigate; poke; poke up; stir; stir up
verroeren agitate; mix; stir
- budge; campaign; charge; charge up; commove; crusade; disturb; excite; fight; foment; press; push; raise up; rouse; shake; shake up; shift; stir; stir up; turn on; vex
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- stir

Verwante woorden van "agitate":


Synoniemen voor "agitate":


Antoniemen van "agitate":


Verwante definities voor "agitate":

  1. change the arrangement or position of1
  2. cause to be agitated, excited, or roused1
  3. move or cause to move back and forth1
  4. move very slightly1
  5. try to stir up public opinion1
  6. exert oneself continuously, vigorously, or obtrusively to gain an end or engage in a crusade for a certain cause or person; be an advocate for1

Wiktionary: agitate

agitate
verb
  1. intr|nld onrust stoken
Cross Translation:
FromToVia
• agitate → ophitsen; agiteren; opruien ↔ agitieren — aufwiegeln, Unruhe stiften
• agitate → bewegen ↔ bewegen — jemanden bewegen: psychisch beeindrucken
• agitate → slingeren; swingen; zwaaien; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens
• agitate → bespreken; discuteren; van gedachten wisselen; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden ↔ débattre — discuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments.
• agitate → aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op ↔ exciter — Engager, porter à.
• agitate → kwaad maken; op stang jagen; vertoornen; opzetten; rechtop zetten; aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux.
• agitate → benauwen; verontrusten ↔ préoccuper — occuper fortement l’esprit, l’absorber tout entier.
• agitate → vertroebelen; verduisteren; dooreenhalen; van zijn stuk brengen; verwarren; verwisselen; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden ↔ troubler — rendre trouble.
• agitate → aangrijpen; bewegen; ontroeren; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden ↔ émouvoir — provoquer une émotion.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0630 seconde
Page rendered in 1.0 seconds