Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- rent:
- rend:
- Wiktionary:
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor rent (Engels) in het Nederlands
rent:
Conjugations for rent:
present
- rent
- rent
- rents
- rent
- rent
- rent
simple past
- rented
- rented
- rented
- rented
- rented
- rented
present perfect
- have rented
- have rented
- has rented
- have rented
- have rented
- have rented
past continuous
- was renting
- were renting
- was renting
- were renting
- were renting
- were renting
future
- shall rent
- will rent
- will rent
- shall rent
- will rent
- will rent
continuous present
- am renting
- are renting
- is renting
- are renting
- are renting
- are renting
subjunctive
- be rented
- be rented
- be rented
- be rented
- be rented
- be rented
diverse
- rent!
- let's rent!
- rented
- renting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the rent (rental price)
-
the rent (lease)
-
the rent (rip; tear; split)
Vertaal Matrix voor rent:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
huishuur | rent; rental price | |
huur | rent; rental price | |
huurprijs | rent; rental price | |
huursom | rent; rental price | |
pacht | lease; rent | |
scheur | rent; rip; split; tear | cavity; cleft; crack; cracking; cranny; crash; crevice; cut-away; fissure; flaw; gap; gash; hole; interstice; opening; saving |
torn | rent; rip; split; tear | |
- | economic rent; rip; snag; split; tear | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pachten | farm; farm out; lease; let; rent | |
verhuren | hire out; let; rent | |
- | charter; engage; hire; lease; let; take | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | lease; rent in kind; rental; take on lease |
Verwante woorden van "rent":
Synoniemen voor "rent":
Verwante definities voor "rent":
Wiktionary: rent
rent
Cross Translation:
noun
rent
-
payment made by a tenant
- rent → huur
-
a tear or rip
-
A division or schism between two things.
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rent | → huur | ↔ Miete — das für die (zeitweilige) Nutzung beziehungsweise Überlassung bestimmter Einrichtungen (vor allem Wohnungen oder Ähnlichem), Gegenständen oder Dienstleistungen zu zahlende Entgelt |
• rent | → huren | ↔ mieten — (transitiv): gegen Bezahlung für eine bestimmte Zeit zur Benutzung überlassen bekommen |
• rent | → charteren; huren; afhuren | ↔ louer — Traductions à trier suivant le sens |
• rent | → huur; huurprijs | ↔ loyer — prix de la location d’une maison ou d’un appartement. |
rend:
-
to rend (tear; rip)
-
to rend (tear to pieces; tear up; tear to shreds)
Conjugations for rend:
present
- rend
- rend
- rends
- rend
- rend
- rend
simple past
- rent
- rent
- rent
- rent
- rent
- rent
present perfect
- have rent
- have rent
- has rent
- have rent
- have rent
- have rent
past continuous
- was rending
- were rending
- was rending
- were rending
- were rending
- were rending
future
- shall rend
- will rend
- will rend
- shall rend
- will rend
- will rend
continuous present
- am rending
- are rending
- is rending
- are rending
- are rending
- are rending
subjunctive
- be rent
- be rent
- be rent
- be rent
- be rent
- be rent
diverse
- rend!
- let's rend!
- rent
- rent
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor rend:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kapot scheuren | rend; rip; tear | |
stuk scheuren | rend; tear to pieces; tear to shreds; tear up | |
verscheuren | rend; rip; tear | tear to pieces; tear up |
- | pull; rip; rive |
Verwante woorden van "rend":
Synoniemen voor "rend":
Verwante definities voor "rend":
Verwante vertalingen van rent
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rent (Nederlands) in het Engels
rennen:
Conjugations for rennen:
o.t.t.
- ren
- rent
- rent
- rennen
- rennen
- rennen
o.v.t.
- rende
- rende
- rende
- renden
- renden
- renden
v.t.t.
- ben gerend
- bent gerend
- is gerend
- zijn gerend
- zijn gerend
- zijn gerend
v.v.t.
- was gerend
- was gerend
- was gerend
- waren gerend
- waren gerend
- waren gerend
o.t.t.t.
- zal rennen
- zult rennen
- zal rennen
- zullen rennen
- zullen rennen
- zullen rennen
o.v.t.t.
- zou rennen
- zou rennen
- zou rennen
- zouden rennen
- zouden rennen
- zouden rennen
diversen
- ren!
- rent!
- gerend
- rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het rennen (hardlopen; hollen; zich snel voortbewegen; snellen)
-
het rennen (geren)
Vertaal Matrix voor rennen:
Verwante woorden van "rennen":
Synoniemen voor "rennen":
Verwante definities voor "rennen":
Wiktionary: rennen
rennen
Cross Translation:
noun
rennen
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rennen | → run | ↔ laufen — von Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen |
• rennen | → race; run; sprint | ↔ rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen |
• rennen | → run | ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol. |