Overzicht
Engels
Uitgebreide vertaling voor loot (Engels) in het Nederlands
loot:
-
to loot
plunderen; leegroven; leegplunderen; leegstelen-
leegroven werkwoord
-
leegplunderen werkwoord (plunder leeg, plundert leeg, plunderde leeg, plunderden leeg, leeggeplunderd)
-
to loot (plunder; pillage; raid)
plunderen; leegplunderen; roven; uitplunderen-
leegplunderen werkwoord (plunder leeg, plundert leeg, plunderde leeg, plunderden leeg, leeggeplunderd)
Conjugations for loot:
present
- loot
- loot
- loots
- loot
- loot
- loot
simple past
- looted
- looted
- looted
- looted
- looted
- looted
present perfect
- have looted
- have looted
- has looted
- have looted
- have looted
- have looted
past continuous
- was looting
- were looting
- was looting
- were looting
- were looting
- were looting
future
- shall loot
- will loot
- will loot
- shall loot
- will loot
- will loot
continuous present
- am looting
- are looting
- is looting
- are looting
- are looting
- are looting
subjunctive
- be looted
- be looted
- be looted
- be looted
- be looted
- be looted
diverse
- loot!
- let's loot!
- looted
- looting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor loot:
Verwante woorden van "loot":
Synoniemen voor "loot":
Verwante definities voor "loot":
Wiktionary: loot
loot
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• loot | → poen | ↔ Koks — ohne Plural; salopp scherzhaft: (bares) Geld (das jemandem verfügbar ist) |
• loot | → poen | ↔ Moos — Deutschland; salopp: Geld |
• loot | → poen | ↔ Pinke — (umgangssprachlich) Geld; Goldmünzen |
• loot | → aanwinst; buit; acquest; prooi | ↔ butin — Ce que l’on prendre sur les ennemis. |
• loot | → bekoren; charmeren; in verrukking brengen; verrukken; buitmaken; plunderen; roven; stropen; ontroven | ↔ ravir — enlever de force, emporter avec violence. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor loot (Nederlands) in het Engels
loot:
Vertaal Matrix voor loot:
Verwante woorden van "loot":
loot vorm van loten:
-
loten (verloten)
Conjugations for loten:
o.t.t.
- loot
- loot
- loot
- loten
- loten
- loten
o.v.t.
- lootte
- lootte
- lootte
- lootten
- lootten
- lootten
v.t.t.
- heb geloot
- hebt geloot
- heeft geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
v.v.t.
- had geloot
- had geloot
- had geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
o.t.t.t.
- zal loten
- zult loten
- zal loten
- zullen loten
- zullen loten
- zullen loten
o.v.t.t.
- zou loten
- zou loten
- zou loten
- zouden loten
- zouden loten
- zouden loten
diversen
- loot!
- loot!
- geloot
- lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor loten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
raffle | loterij; loting; uitloting; verloting | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
raffle | loten; verloten |