Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: castigate

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: castigate

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. castigate:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor castigate (Engels) in het Nederlands

castigate:

to castigate werkwoord (castigates, castigated, castigating)

  1. to castigate (punish; chasten; chastise)
    straffen; afstraffen
    • straffen werkwoord (staf, staft, stafte, staften, gestraft)
    • afstraffen werkwoord (straf af, straft af, strafte af, straften af, afgestraft)
  2. to castigate (criticize; decry; censure; criticise)
    hekelen
    • hekelen werkwoord (hekel, hekelt, hekelde, hekelden, gehekeld)
  3. to castigate (admonish; warn; reprimand; )
    waarschuwen; berispen; manen; vermanen; terechtwijzen
    • waarschuwen werkwoord (waarschuw, waarschuwt, waarschuwde, waarschuwden, gewaarschuwd)
    • berispen werkwoord (berisp, berispt, berispte, berispten, berispt)
    • manen werkwoord (maan, maant, maande, maanden, gemaand)
    • vermanen werkwoord (vermaan, vermaant, vermaande, vermaanden, vermaand)
    • terechtwijzen werkwoord (wijs terecht, wijst terecht, wees terecht, wezen terecht, terechtgewezen)
  4. to castigate (beat up; whip; rack; )
    aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen; toetakelen; afranselen
    • aftuigen werkwoord (tuig af, tuigt af, tuigde af, tuigden af, afgetuigd)
    • aframmelen werkwoord (rammel af, rammelt af, rammelde af, rammelden af, afgerammeld)
    • in elkaar timmeren werkwoord (timmer in elkaar, timmert in elkaar, timmerde in elkaar, timmerden in elkaar, in elkaar getimmerd)
    • afrossen werkwoord (ros af, rost af, roste af, rosten af, afgerost)
    • toetakelen werkwoord (takel toe, takelt toe, takelde toe, takelden toe, toegetakeld)
    • afranselen werkwoord (ransel af, ranselt af, ranselde af, ranselden af, afgeranseld)
  5. to castigate (denounce; decry)
    verketteren
    • verketteren werkwoord (verketter, verkettert, verketterde, verketterden, verketterd)

Conjugations for castigate:

present
  1. castigate
  2. castigate
  3. castigates
  4. castigate
  5. castigate
  6. castigate
simple past
  1. castigated
  2. castigated
  3. castigated
  4. castigated
  5. castigated
  6. castigated
present perfect
  1. have castigated
  2. have castigated
  3. has castigated
  4. have castigated
  5. have castigated
  6. have castigated
past continuous
  1. was castigating
  2. were castigating
  3. was castigating
  4. were castigating
  5. were castigating
  6. were castigating
future
  1. shall castigate
  2. will castigate
  3. will castigate
  4. shall castigate
  5. will castigate
  6. will castigate
continuous present
  1. am castigating
  2. are castigating
  3. is castigating
  4. are castigating
  5. are castigating
  6. are castigating
subjunctive
  1. be castigated
  2. be castigated
  3. be castigated
  4. be castigated
  5. be castigated
  6. be castigated
diverse
  1. castigate!
  2. let's castigate!
  5. castigated
  6. castigating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor castigate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afranselen lashing; trashing; whipping
afrossen lashing; trashing; whipping
aftuigen disassembling; disassembly; dismantlement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aframmelen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip trash
afranselen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip beat up; knock about
afrossen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip trash
afstraffen castigate; chasten; chastise; punish
aftuigen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip
berispen admonish; blame; castigate; decry; denounce; exhort; rebuke; reprimand; reprove; scarify; warn accuse; blame; chide; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach; reprove
hekelen castigate; censure; criticise; criticize; decry
in elkaar timmeren beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip build; put together; trash
manen admonish; blame; castigate; decry; denounce; exhort; rebuke; reprimand; reprove; scarify; warn call upon; dun; exhort; remind forcefully; remind strongly; summon; urge
straffen castigate; chasten; chastise; punish inflict disciplinary punishment; penalise; penalize; punish; rebuke; reprimand
terechtwijzen admonish; blame; castigate; decry; denounce; exhort; rebuke; reprimand; reprove; scarify; warn chide; rebuke; reprimand; reprove
toetakelen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip beat up; damage; injure; knock about; maul
verketteren castigate; decry; denounce
vermanen admonish; blame; castigate; decry; denounce; exhort; rebuke; reprimand; reprove; scarify; warn chide; rebuke; reprimand; reprove
waarschuwen admonish; blame; castigate; decry; denounce; exhort; rebuke; reprimand; reprove; scarify; warn alert; inform; make known; notify; send word
- chasten; chastise; correct; objurgate

Verwante woorden van "castigate":

  • castigating, castigation

Synoniemen voor "castigate":


Verwante definities voor "castigate":

  1. censure severely1
  2. inflict severe punishment on1

Wiktionary: castigate

castigate
verb
  1. negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad
Cross Translation:
FromToVia
• castigate → geselen; aan de kaak stellen; hekelen ↔ fustiger — frapper à coups de verges.
• castigate → zich kastijden ↔ mortifier — Mortifier sa chair







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0719 seconde
Page rendered in 1.0 seconds