Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: enlargement

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: enlargement

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. enlargement:
  2. enlarge:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor enlargement (Engels) in het Nederlands

enlargement:

enlargement [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the enlargement (expansion; extension; increase; growth)
    de uitbreiding; de expansie; de groei; de toename; de aanvulling; de vergroting; de uitzetting
  2. the enlargement (magnification; blow-up)
    de vergroting; de uitvergroting
  3. the enlargement (annex; expansion; extension; addition)
    de uitbouw; de aanbouw
    • uitbouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanbouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the enlargement (widen; dilatation; increase; opening up)
    het uitzetten; de vergroting; het groter worden; wijd worden

Vertaal Matrix voor enlargement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbouw addition; annex; enlargement; expansion; extension
aanvulling enlargement; expansion; extension; growth; increase addendum; addition; affix; annex; appendage; appendix; completion; enclosure; extra; fill up; inset; new supply; replenishment; supplement
expansie enlargement; expansion; extension; growth; increase expansion; growth; increase; increase in scale; rise; scale up
groei enlargement; expansion; extension; growth; increase development; expansion; full growth; growth; increase; increase in scale; maturity; ripeness; rise; scale up
het groter worden dilatation; enlargement; increase; opening up; widen
toename enlargement; expansion; extension; growth; increase ascent; boom; expansion; growth; increase; progression; rise; uplift; upturn
uitbouw addition; annex; enlargement; expansion; extension arch; camber; curvature; curve; vaulting
uitbreiding enlargement; expansion; extension; growth; increase addition; expansion; growth; increase; increase in scale; rise; scale up
uitvergroting blow-up; enlargement; magnification
uitzetten dilatation; enlargement; increase; opening up; widen deportation; transportation
uitzetting enlargement; expansion; extension; growth; increase
vergroting blow-up; dilatation; enlargement; expansion; extension; growth; increase; magnification; opening up; widen
wijd worden dilatation; enlargement; increase; opening up; widen
- blowup; elaboration; expansion; magnification
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitzetten ban; banish; clearly define; deport; disconnect; dispel; drive away; drive off; drive out; exile; exorcise; exorcize; expel; extinguish; make out; matter; ostracise; ostracize; put out; repel; set out; switch off; turn off
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
toename increase; inventory increase
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- addition; superstructure; swelling

Verwante woorden van "enlargement":


Synoniemen voor "enlargement":


Antoniemen van "enlargement":


Verwante definities voor "enlargement":

  1. the act of increasing (something) in size or volume or quantity or scope1
  2. a photographic print that has been enlarged1
  3. a discussion that provides additional information1
  4. the state of being enlarged1

Wiktionary: enlargement

enlargement
noun
  1. Act of making larger
enlargement
noun
  1. een toename in grootte
Cross Translation:
FromToVia
• enlargement → aangroei; vermeerdering; toename; uitbreiding; uitbouwing; vergroting; aanwas; ontwikkeling; gestalte; groei; accres; wasdom ↔ accroissement — action de croitre, de se développer.

enlarge:

to enlarge werkwoord (enlarges, enlarged, enlarging)

  1. to enlarge (increase in number; increase; expand; extend)
    vergroten; uitbreiden; vermeerderen; talrijker maken
    • vergroten werkwoord (vergroot, vergrootte, vergrootten, vergroot)
    • uitbreiden werkwoord (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
    • vermeerderen werkwoord (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • talrijker maken werkwoord

Conjugations for enlarge:

present
  1. enlarge
  2. enlarge
  3. enlarges
  4. enlarge
  5. enlarge
  6. enlarge
simple past
  1. enlarged
  2. enlarged
  3. enlarged
  4. enlarged
  5. enlarged
  6. enlarged
present perfect
  1. have enlarged
  2. have enlarged
  3. has enlarged
  4. have enlarged
  5. have enlarged
  6. have enlarged
past continuous
  1. was enlarging
  2. were enlarging
  3. was enlarging
  4. were enlarging
  5. were enlarging
  6. were enlarging
future
  1. shall enlarge
  2. will enlarge
  3. will enlarge
  4. shall enlarge
  5. will enlarge
  6. will enlarge
continuous present
  1. am enlarging
  2. are enlarging
  3. is enlarging
  4. are enlarging
  5. are enlarging
  6. are enlarging
subjunctive
  1. be enlarged
  2. be enlarged
  3. be enlarged
  4. be enlarged
  5. be enlarged
  6. be enlarged
diverse
  1. enlarge!
  2. let's enlarge!
  5. enlarged
  6. enlarging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor enlarge:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
talrijker maken enlarge; expand; extend; increase; increase in number
uitbreiden enlarge; expand; extend; increase; increase in number add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen
vergroten enlarge; expand; extend; increase; increase in number soup up; tune
vermeerderen enlarge; expand; extend; increase; increase in number add; add on to; add to; arise; ascent; build out; expand; extend; grow; increase; rise; swell; widen
- blow up; dilate; elaborate; expand; expatiate; exposit; expound; flesh out; lucubrate; magnify
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- distend; expand; extend; increase; stretch

Verwante woorden van "enlarge":


Synoniemen voor "enlarge":


Antoniemen van "enlarge":


Verwante definities voor "enlarge":

  1. make larger1
    • She enlarged the flower beds1
  2. become larger or bigger1
  3. make large1
  4. add details, as to an account or idea; clarify the meaning of and discourse in a learned way, usually in writing1
  5. In Windows and other graphical user interfaces, to increase the size of a window.2

Wiktionary: enlarge

enlarge
verb
  1. make larger
enlarge
verb
  1. in omvang toenemen, aangroeien
Cross Translation:
FromToVia
• enlarge → oprekken; uitbreiden; uitleggen; verruimen; verwijden; uitbouwen; vergroten ↔ agrandir — rendre plus grand.
• enlarge → meer gaan betalen; opslag geven; groeien; aangroeien; stijgen; toenemen; vergroten; vermeerderen; uitbouwen; uitbreiden; gedijen; wassen; aanwassen ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande.
• enlarge → groeien; aangroeien; toenemen; aandikken; verdikken; dik worden; zich verdikken ↔ grossir — rendre gros, plus ample, plus volumineux.
• enlarge → smeren; besmeren; doorsmeren; spreiden; ontvouwen; uitspreiden; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; ophouden; rekken; strekken; uitsteken; uitstrekken; verdunnen; versnijden; verwateren ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van enlargement







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0728 seconde
Page rendered in 1.0 seconds