Engels

Uitgebreide vertaling voor confirm (Engels) in het Nederlands

confirm:

to confirm werkwoord (confirms, confirmed, confirming)

  1. to confirm (assent to; endorse)
    bevestigen; onderschrijven; beamen; staven
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • onderschrijven werkwoord (onderschrijf, onderschrijft, onderschreef, onderschreven, onderschreven)
    • beamen werkwoord (beaam, beaamt, beaamde, beaamden, beaamd)
    • staven werkwoord (staaf, staaft, staafte, staaften, gestaafd)
  2. to confirm (ratify; validate; support; )
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren werkwoord (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen werkwoord (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)
  3. to confirm (certify; authenticate; notice; )
    certificeren; bekrachtigen; waarmerken; bestempelen; merken
    • certificeren werkwoord (certificeer, certificeert, certificeerde, certificeerden, gecertificeerd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • waarmerken werkwoord (waarmerk, waarmerkt, waarmerkte, waarmerkten, gewaarmerkt)
    • bestempelen werkwoord (bestempel, bestempelt, bestempelde, bestempelden, bestempeld)
    • merken werkwoord (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
  4. to confirm (give one's fiat to; authorize; validate; )
    goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen; autoriseren; fiatteren
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • goedvinden werkwoord (vind goed, vindt goed, vond goed, vonden goed, goedgevonden)
    • autoriseren werkwoord (autoriseer, autoriseert, autoriseerde, autoriseerden, geautoriseerd)
    • fiatteren werkwoord (fiatteer, fiatteert, fiatteerde, fiatteerden, gefiatteerd)
  5. to confirm (attach; fasten; connect; secure)
    vastmaken; aan elkaar bevestigen
    • vastmaken werkwoord (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
    • aan elkaar bevestigen werkwoord (bevestig aan elkaar, bevestigt aan elkaar, bevestigde aan elkaar, bevestigden aan elkaar, aan elkaar bevestigd)
  6. to confirm
  7. to confirm
    – To acknowledge an action or the value of some data (e.g. password) by definite assurance. 1
    bevestigen
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)

Conjugations for confirm:

present
  1. confirm
  2. confirm
  3. confirms
  4. confirm
  5. confirm
  6. confirm
simple past
  1. confirmed
  2. confirmed
  3. confirmed
  4. confirmed
  5. confirmed
  6. confirmed
present perfect
  1. have confirmed
  2. have confirmed
  3. has confirmed
  4. have confirmed
  5. have confirmed
  6. have confirmed
past continuous
  1. was confirming
  2. were confirming
  3. was confirming
  4. were confirming
  5. were confirming
  6. were confirming
future
  1. shall confirm
  2. will confirm
  3. will confirm
  4. shall confirm
  5. will confirm
  6. will confirm
continuous present
  1. am confirming
  2. are confirming
  3. is confirming
  4. are confirming
  5. are confirming
  6. are confirming
subjunctive
  1. be confirmed
  2. be confirmed
  3. be confirmed
  4. be confirmed
  5. be confirmed
  6. be confirmed
diverse
  1. confirm!
  2. let's confirm!
  3. confirmed
  4. confirming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor confirm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedvinden acceptance; access; admission; admittance; allowance; granting; permission
homologeren homologate
staven barriers; bars
vastmaken fastening; fixing; tieing up
waarmerken hall-mark; stamps; trading stamps
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan elkaar bevestigen attach; confirm; connect; fasten; secure
autoriseren admit; allow; authorise; authorize; confirm; give one's fiat to; permit; sanction; validate allow; authorise; authorize; permit; tolerate
beamen assent to; confirm; endorse
bekrachtigen assent; authenticate; bear out; certify; confirm; notice; ratify; seal; signal; support; uphold; validate
bestempelen assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold call; mention; name; stamp one's foot
bevestigen assent to; bear out; confirm; endorse; ratify; seal; support; uphold; validate affix; attach; attach to; bind; connect; fasten; fix; knot; secure; tie together; tie up
bezegelen bear out; confirm; ratify; seal; support; uphold; validate seal; stamp
certificeren assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold
conformeren confirm
fiatteren admit; allow; authorise; authorize; confirm; give one's fiat to; permit; sanction; validate authorise; authorize
goedkeuren admit; allow; authorise; authorize; bear out; confirm; give one's fiat to; permit; ratify; sanction; seal; support; uphold; validate accept; acknowledge; admit; allow; approve; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
goedvinden admit; allow; authorise; authorize; confirm; give one's fiat to; permit; sanction; validate admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
homologeren bear out; confirm; ratify; seal; support; uphold; validate
merken assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold attend; brand; check; feel; mark; mark with a cross; notice; observe; perceive; see; sense; signal; tick; witness
onderschrijven assent to; confirm; endorse
staven assent to; confirm; endorse demonstrate; justify; prove; verify
toestemming verlenen admit; allow; authorise; authorize; confirm; give one's fiat to; permit; sanction; validate
vastmaken attach; confirm; connect; fasten; secure affix; anchor; attach; attach to; bind; bind fast; bind up; connect; fasten; join; moor; pin; pinion; secure; tie; tie up
waarmerken assent; authenticate; certify; confirm; notice; ratify; signal; uphold acknowledge viability; hallmark
- affirm; corroborate; reassert; substantiate; support; sustain
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren authorize

Verwante woorden van "confirm":

  • reconfirm, confirming, confirmed

Synoniemen voor "confirm":


Antoniemen van "confirm":


Verwante definities voor "confirm":

  1. make more firm2
  2. establish or strengthen as with new evidence or facts2
    • his story confirmed my doubts2
  3. strengthen or make more firm2
    • The witnesses confirmed the victim's account2
  4. administer the rite of confirmation to2
    • the children were confirmed in their mother's faith2
  5. support a person for a position2
    • The Senate confirmed the President's candidate for Secretary of Defense2
  6. To acknowledge an action or the value of some data (e.g. password) by definite assurance.1

Wiktionary: confirm

confirm
verb
  1. to assure
confirm
verb
  1. bevestigen dat men het eens is met iets
  2. kracht van wet geven
  3. zeggen dat iets is zoals gevraagd is of verondersteld wordt
  4. handel|nld (schriftelijk) bevestigen, bekrachtigen
  5. bevestigen dat iets zo is.

Cross Translation:
FromToVia
confirm attesteren attestieren — (transitiv) etwas bescheinigen, jemandem etwas zugestehen
confirm bekrachtigen; affirmeren; versterken bekräftigen — (transitiv) etwas mit Nachdruck bestätigen
confirm bevestigen bestätigen — den Wahrheitsgehalt einer Aussage oder eines Sachverhalts bejahen oder zumindest erhärten
confirm billijken; goedkeuren; toestemming geven billigen — (transitiv) etwas befürworten, begrüßen, gutheißen
confirm toestemming geven; goedkeuren billigen — (transitiv) etwas genehmigen
confirm bekrachtigen; bevestigen; erkennen; staven; vormen confirmer — Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution.