Engels

Uitgebreide vertaling voor pot (Engels) in het Nederlands

pot:

pot [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pot (dyke; lesbian; dike)
    de lesbienne; de pot
    • lesbienne [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the pot (cooking-pot; casserole; stewpan; )
    de kookpot; de pot
    • kookpot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the pot (marijuana; weed; grass)
    de wiet; wied; de marihuana; de stuff; de weed; de hennep
    • wiet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wied [znw.] zelfstandig naamwoord
    • marihuana [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stuff [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • weed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hennep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the pot (ganja; weed; grass)
    ganja
    • ganja [znw.] zelfstandig naamwoord

to pot werkwoord (pots, potted, potting)

  1. to pot (hoard; store)
    hamsteren; potten; opzij leggen; oppotten
    • hamsteren werkwoord (hamster, hamstert, hamsterde, hamsterden, gehamsterd)
    • potten werkwoord (pot, potte, potten, gepot)
    • opzij leggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • oppotten werkwoord (pot op, potte op, potten op, opgepot)

Conjugations for pot:

present
  1. pot
  2. pot
  3. pots
  4. pot
  5. pot
  6. pot
simple past
  1. potted
  2. potted
  3. potted
  4. potted
  5. potted
  6. potted
present perfect
  1. have potted
  2. have potted
  3. has potted
  4. have potted
  5. have potted
  6. have potted
past continuous
  1. was potting
  2. were potting
  3. was potting
  4. were potting
  5. were potting
  6. were potting
future
  1. shall pot
  2. will pot
  3. will pot
  4. shall pot
  5. will pot
  6. will pot
continuous present
  1. am potting
  2. are potting
  3. is potting
  4. are potting
  5. are potting
  6. are potting
subjunctive
  1. be potted
  2. be potted
  3. be potted
  4. be potted
  5. be potted
  6. be potted
diverse
  1. pot!
  2. let's pot!
  3. potted
  4. potting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor pot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ganja ganja; grass; pot; weed
hennep grass; marijuana; pot; weed cannabis; hash; hashish; hemp; stuff
kookpot casserole; chamber pot; cooking-pot; pot; saucepan; stew-pan; stewing-pan; stewpan
lesbienne dike; dyke; lesbian; pot
marihuana grass; marijuana; pot; weed
opzij leggen lay by
pot casserole; chamber pot; cooking-pot; dike; dyke; lesbian; pot; saucepan; stew-pan; stewing-pan; stewpan barrel; bucket; butt; cash for playing; cask; competition; contest; drum; game; hold; match; pail; pan; play; pool; set; stakes; tub; vat; vessel; wee-wee
potten potting
stuff grass; marijuana; pot; weed cannabis; hash; hashish; hemp; stuff
weed grass; marijuana; pot; weed
wied grass; marijuana; pot; weed
wiet grass; marijuana; pot; weed cannabis; hash; hashish; hemp; stuff
- bay window; can; commode; corporation; crapper; flowerpot; jackpot; kitty; potbelly; potentiometer; potful; potty; stool; throne; toilet; tummy
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hamsteren hoard; pot; store
oppotten hoard; pot; store collect; gather together; glean; horde; pick up; save
opzij leggen hoard; pot; store lay aside; put away; save; store
potten hoard; pot; store

Verwante woorden van "pot":

  • pots

Synoniemen voor "pot":


Verwante definities voor "pot":

  1. metal or earthenware cooking vessel that is usually round and deep; often has a handle and lid1
  2. a container in which plants are cultivated1
  3. a resistor with three terminals, the third being an adjustable center terminal; used to adjust voltages in radios and TV sets1
  4. a plumbing fixture for defecation and urination1
  5. slang for a paunch1
  6. the cumulative amount involved in a game (such as poker)1
  7. the quantity contained in a pot1
  8. plant in a pot1
    • He potted the palm1

Wiktionary: pot

pot
noun
  1. vessel
  2. marijuana

Cross Translation:
FromToVia
pot pot TopfKurzform für: Kochtopf
pot pot Topf — kleines Gefäß
pot doos; bak; etui; foedraal; koker; korf; pot; zak; vat; kist; fles; krat; emmer; kruik; urn; kuip; teil; tobbe baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
pot braadpan; steelpan; kastrol; kasserol casserole — Ustensile de cuisine à fond plat et à bords haut.
pot kruik cruche — récipient à anse
pot soepketel marmiterécipient de terre ou de métal, où l’on fait ordinairement cuire les viandes dont le bouillon sert à faire le potage.
pot pot; pul; vaas; vat; kan; pan potvase de terre ou de métal servant à divers usages.

Verwante vertalingen van pot



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pot (Nederlands) in het Engels

pot:

pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pot (lesbienne)
    the pot; the dyke; the lesbian; the dike
    • pot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dyke [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • lesbian [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dike [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  2. de pot (vat; barrel; ton; )
    the barrel; the bucket; the vat; the vessel; the cask; the pan; the pail; the butt; the hold
    • barrel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bucket [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vessel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cask [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pan [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pail [the ~] zelfstandig naamwoord
    • butt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hold [the ~] zelfstandig naamwoord
    the tub
    – a large open vessel for holding or storing liquids 1
    • tub [the ~] zelfstandig naamwoord
    the drum
    – a bulging cylindrical shape; hollow with flat ends 1
    • drum [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de pot (wedstrijd; partij; concours; strijd)
    the competition
    – an occasion on which a winner is selected from among two or more contestants 1
    the contest; the game; the play; the set
    • contest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • game [the ~] zelfstandig naamwoord
    • play [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    the match
    – a formal contest in which two or more persons or teams compete 1
    • match [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de pot (speelgeld; poule; inzet)
    the pool
    – the combined stakes of the betters 1
    • pool [the ~] zelfstandig naamwoord
    the wee-wee; the stakes; the cash for playing
  5. de pot (kookpot)
    the pot; the cooking-pot; the casserole; the stewpan; the chamber pot; the stew-pan; the saucepan; the stewing-pan

Vertaal Matrix voor pot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barrel bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat geweerlade; kuip; loop; tobbe; waskuip
bucket bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat aker; bucket; grijper; schepemmer; schepper
butt bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat geweerkolf; greep; kolf; peuk; risee; sigaret; stinkstok; uitgedrukte sigaret
cash for playing inzet; pot; poule; speelgeld
cask bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
casserole kookpot; pot ovenschaal; schaal; stoofpan; stoofschotel
chamber pot kookpot; pot kamerpot; po
competition concours; partij; pot; strijd; wedstrijd competitie; concurrentie; kampioenschap; rivaliteit; wedijver
contest concours; partij; pot; strijd; wedstrijd aanvechten; bestrijden; bestrijding; betwisten; prijsvraag
cooking-pot kookpot; pot
dike lesbienne; pot afsluitdijk; dam; dijk
drum bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat jerrycan; trom; trommel
dyke lesbienne; pot afsluitdijk; dam; dijk
game concours; partij; pot; strijd; wedstrijd beurt; game; partijtje; potje; rondje; spel; spelletje; wedstrijdje
hold bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat beetnemen; beetpakken; greep; houdgreep; scheepsruim; vastpakken
lesbian lesbienne; pot
match concours; partij; pot; strijd; wedstrijd gelijke; lucifer; luciferhoutje; match; weerga
pail bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
pan bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat ijsschol; ijsschots; pan; pannen; panning
play concours; partij; pot; strijd; wedstrijd capriool; drama; gespeel; kinderspel; marge; partijtje; potje; schouwspel; speelruimte; spel; speling; stuk; toneelstuk; wedstrijdje
pool inzet; pot; poule; speelgeld bad; plas; poel; pool; vijver; zwembad
pot kookpot; lesbienne; pot ganja; hennep; marihuana; stuff; weed; wied; wiet
saucepan kookpot; pot kookpan; pan; steelpan
set concours; partij; pot; strijd; wedstrijd accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; groep; groep van twee of meer; hoop; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; samenscholing; set; span; stel; troep
stakes inzet; pot; poule; speelgeld aanwending; gebruik; geld inzetten; inzet; inzetten; toepassing
stew-pan kookpot; pot
stewing-pan kookpot; pot
stewpan kookpot; pot
tub bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat bad; badkuip; kuip; tobbe; waskuip
vat bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
vessel bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig
wee-wee inzet; pot; poule; speelgeld
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contest aanvechten; bekampen; bestrijden; betwisten; bevechten
drum de trom roeren; hameren; kloppen met een hamer; roffelen; trommelen
hold aanhouden; arresteren; beethouden; beseffen; doorzien; gevangennemen; handhaven; in de cel zetten; inrekenen; inzien; niet laten gaan; onderkennen; oppakken; opsluiten; realiseren; stand houden; vasthouden; vastzetten; wachten
match bijpassen; congruent zijn; evenaren; kloppen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; passen; stroken; stroken met
play afspelen; bespelen; doen alsof; dollen; ravotten; spelen; stoeien; toneelspelen; wild rennen; wild spelen; zich aanstellen; zich uitleven
pot hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
set deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lesbian lesbisch
set star; strak; strakgespannen; verstard
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
game flink

Verwante woorden van "pot":


Verwante definities voor "pot":

  1. geld dat ingezet wordt bij een spel2
    • ik heb de pot gewonnen2
  2. lage schaal om in te plassen2
    • hij zet de kleuter op de pot2
  3. vat van aardewerk of glas2
    • hebben we nog een pot appelmoes?2

Wiktionary: pot

pot
noun
  1. een vrouw die op vrouwen valt
pot
noun
  1. lesbian
  2. toilet
  3. masculine lesbian
  4. vessel

Cross Translation:
FromToVia
pot pot Topf — kleines Gefäß
pot pot TopfKurzform für: Kochtopf
pot box; container; bucket; can; case; crate; pot; chest; pail; tin; urn; tub; vat baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
pot dyke gouine — archaïsme|fr injur|fr coureuse ; femme de mauvaise vie.
pot pot; vase; vessel; jug; can; mug; tankard; jar potvase de terre ou de métal servant à divers usages.
pot chamber pot pot de chambrevase, seau, que l’on utilise la nuit pour faire ses besoins.

pot vorm van potten:

potten werkwoord (pot, potte, potten, gepot)

  1. potten (oppotten; hamsteren; opzij leggen)
    to pot
    • pot werkwoord (pots, potted, potting)
    to hoard
    – get or gather together 1
    • hoard werkwoord (hoards, hoarded, hoarding)
    to store
    – keep or lay aside for future use 1
    • store werkwoord (stores, stored, storing)
      • store grain for the winter1
      • The bear stores fat for the period of hibernation when he doesn't eat1

Conjugations for potten:

o.t.t.
  1. pot
  2. pot
  3. pot
  4. potten
  5. potten
  6. potten
o.v.t.
  1. potte
  2. potte
  3. potte
  4. potten
  5. potten
  6. potten
v.t.t.
  1. heb gepot
  2. hebt gepot
  3. heeft gepot
  4. hebben gepot
  5. hebben gepot
  6. hebben gepot
v.v.t.
  1. had gepot
  2. had gepot
  3. had gepot
  4. hadden gepot
  5. hadden gepot
  6. hadden gepot
o.t.t.t.
  1. zal potten
  2. zult potten
  3. zal potten
  4. zullen potten
  5. zullen potten
  6. zullen potten
o.v.t.t.
  1. zou potten
  2. zou potten
  3. zou potten
  4. zouden potten
  5. zouden potten
  6. zouden potten
en verder
  1. is gepot
  2. zijn gepot
diversen
  1. pot!
  2. pot!
  3. gepot
  4. pottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

potten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het potten (in potten doen)
    the potting
    • potting [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor potten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pot ganja; hennep; kookpot; lesbienne; marihuana; pot; stuff; weed; wied; wiet
potting in potten doen; potten
store archief; bergplaats; depot; geweermagazijn; ligopslagplaats; magazijn; opslag; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; provisiekast; voorraadschuur; warenhuis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoard hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
pot hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
store hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten archiveren; bewaren; deponeren; opbergen; opslaan; opzij leggen; stallen; wegbergen; wegsluiten; wegzetten

Verwante woorden van "potten":


Wiktionary: potten

potten
verb
  1. to pot a ball

Verwante vertalingen van pot