Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- piercing:
- pierce:
-
Wiktionary:
- piercing → bijtend, doordringend, fel, guur, schel, scherp, schril, snerpend, bits, snibbig
- pierce → doorboren, doorsteken, piercen, priemen, prikken
- pierce → binnenkomen, inkomen, binnendringen, doordringen, doorstoten, op het station aankomen, binnengaan, binnenlopen, ingaan, boren, aanboren, doorzeven, knippen, ponsen, doorboren, stikken, pikken, priemen, prikken, steken
Engels
Uitgebreide vertaling voor piercing (Engels) in het Nederlands
piercing:
-
piercing (shrill; penetrating; rasping)
doordringend; scherp; indringend; schel klinkend-
doordringend bijvoeglijk naamwoord
-
scherp bijvoeglijk naamwoord
-
indringend bijvoeglijk naamwoord
-
schel klinkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
piercing (penetrating)
-
piercing (dire; grinding)
-
the piercing (cutting; intersection; section)
Vertaal Matrix voor piercing:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
snijding | cutting; intersection; piercing; section | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
doordringend | penetrating; piercing; rasping; shrill | biting; cutting |
indringend | penetrating; piercing; rasping; shrill | |
nijpend | dire; grinding; piercing | burdensome; galling; heavy; irksome |
penetrant | penetrating; piercing | |
scherp | penetrating; piercing; rasping; shrill | biting; cutting; keen; nipping; piquant; pointed; razor-sharp; sharp; sharp-edged; shrill; snappy; spiced; spicy |
smartelijk | dire; grinding; piercing | burdensome; full of sadness; galling; grievous; heavy; irksome; pained; painful; saddened |
- | acute; cutting; discriminating; incisive; keen; knifelike; lancinate; lancinating; penetrating; penetrative; sharp; stabbing | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schel klinkend | penetrating; piercing; rasping; shrill |
Verwante woorden van "piercing":
Synoniemen voor "piercing":
Verwante definities voor "piercing":
piercing vorm van pierce:
-
to pierce (perforate; drill; pierce through)
-
to pierce (penetrate; bore through)
-
to pierce
-
to pierce (prick)
-
to pierce (prick)
Conjugations for pierce:
present
- pierce
- pierce
- pierces
- pierce
- pierce
- pierce
simple past
- pierced
- pierced
- pierced
- pierced
- pierced
- pierced
present perfect
- have pierced
- have pierced
- has pierced
- have pierced
- have pierced
- have pierced
past continuous
- was piercing
- were piercing
- was piercing
- were piercing
- were piercing
- were piercing
future
- shall pierce
- will pierce
- will pierce
- shall pierce
- will pierce
- will pierce
continuous present
- am piercing
- are piercing
- is piercing
- are piercing
- are piercing
- are piercing
subjunctive
- be pierced
- be pierced
- be pierced
- be pierced
- be pierced
- be pierced
diverse
- pierce!
- let's pierce!
- pierced
- piercing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor pierce:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
doorboren | drill; perforate; pierce; pierce through | |
doordringen | bore through; penetrate; pierce | get through; reach |
doorprikken | pierce; prick | |
gaatjes maken in | drill; perforate; pierce; pierce through | |
openprikken | pierce; prick | |
opensteken | pierce; prick | |
penetreren | bore through; penetrate; pierce | break into; enter; enter by force; penetrate |
perforeren | drill; perforate; pierce; pierce through | |
priemen | pierce | |
- | thrust |
Verwante woorden van "pierce":
Synoniemen voor "pierce":
Verwante definities voor "pierce":
Wiktionary: pierce
pierce
Cross Translation:
verb
-
een scherp voorwerp geheel door iets heen steken
-
met een stekende beweging een gat maken
-
geheel doorboren met een scherp hulpmiddel
-
het aanbrengen van voorwerpen door doorboring van de huid
-
met een priem bewerken
-
een prik of steek toedienen, met een dun voorwerp doorboren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pierce | → binnenkomen; inkomen; binnendringen; doordringen; doorstoten; op het station aankomen; binnengaan; binnenlopen; ingaan | ↔ entrer — aller de dehors vers dedans. |
• pierce | → boren; aanboren | ↔ forer — Percer. |
• pierce | → doorzeven; knippen; ponsen; doorboren; boren | ↔ percer — Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général). |
• pierce | → stikken; pikken; priemen; prikken; steken | ↔ piquer — Traductions à trier suivant le sens |
• pierce | → binnendringen; doordringen; doorstoten | ↔ pénétrer — passer à travers ; entrer fort avant. |