Engels

Uitgebreide vertaling voor improvement (Engels) in het Nederlands

improvement:

improvement [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the improvement (correction; rectification)
    de verbetering; de correctie; de rectificatie; de herstelling
  2. the improvement (ennoblement; refinement; grading up; elevation)
    de veredeling

Vertaal Matrix voor improvement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
correctie correction; improvement; rectification
herstelling correction; improvement; rectification deputizing; permutation; recovery; repair; replacement; restoration; substitute; transposition
rectificatie correction; improvement; rectification
verbetering correction; improvement; rectification
veredeling elevation; ennoblement; grading up; improvement; refinement
- advance; betterment; melioration
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- touching up

Verwante woorden van "improvement":


Synoniemen voor "improvement":


Antoniemen van "improvement":


Verwante definities voor "improvement":

  1. the act of improving something1
    • their improvements increased the value of the property1
  2. a change for the better; progress in development1
  3. a condition superior to an earlier condition1
    • the new school represents a great improvement1

Wiktionary: improvement

improvement
noun
  1. -
improvement
noun
  1. een verandering ten goede
  2. een proces van verbeteringen

Cross Translation:
FromToVia
improvement verbetering amélioration — Action de prendre quelque chose pour le transformer en le rendant meilleur

improvement vorm van improve:

to improve werkwoord (improves, improved, improving)

  1. to improve (progress; make progress)
    – get better 1
    verbeteren; progressie maken; beter worden; vooruitgang boeken
  2. to improve (correct; renew; get better; make better; better)
    – to make better 1
    corrigeren; verbeteren; herstellen; bijwerken; goedmaken; beteren; repareren; herzien; renoveren
    • corrigeren werkwoord (corrigeer, corrigeert, corrigeerde, corrigeerden, gecorrigeerd)
    • verbeteren werkwoord (verbeter, verbetert, verbeterde, verbeterden, verbeterd)
    • herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • bijwerken werkwoord (werk bij, werkt bij, werkte bij, werkten bij, bijgewerkt)
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • beteren werkwoord (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
    • repareren werkwoord (repareer, repareert, repareerde, repareerden, gerepareerd)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • renoveren werkwoord (renoveer, renoveert, renoveerde, renoveerden, gerenoveerd)
  3. to improve (complete; finish; perfect; make better; better)
    – to make better 1
    completeren; voltooien; vervolledigen; afmaken; perfectioneren; volledig maken; vervolmaken
    • completeren werkwoord (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • voltooien werkwoord (voltooi, voltooit, voltooide, voltooiden, voltooid)
    • vervolledigen werkwoord (vervolledig, vervolledigt, vervolledigde, vervolledigden, vervolledigd)
    • afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • perfectioneren werkwoord (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
    • volledig maken werkwoord (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
    • vervolmaken werkwoord (vervolmaak, vervolmaakt, vervolmaakte, vervolmaakten, vervolmaakt)
  4. to improve (get better)
    – get better 1
    vorderen; vooruitkomen; erop vooruit gaan
    • vorderen werkwoord (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • vooruitkomen werkwoord (kom vooruit, komt vooruit, kwam vooruit, kwamen vooruit, vooruit gekomen)
    • erop vooruit gaan werkwoord
  5. to improve (bring to perfection; refine; perfect)
    – to make better 1
    perfectioneren; bijschaven
    • perfectioneren werkwoord (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
    • bijschaven werkwoord (schaaf bij, schaaft bij, schaafde bij, schaafden bij, bijgeschaven)
  6. to improve (update; modify; touch up)
    updaten; bijwerken
    • updaten werkwoord
    • bijwerken werkwoord (werk bij, werkt bij, werkte bij, werkten bij, bijgewerkt)
  7. to improve (better one's life; get better)
    beteren; leven beteren

Conjugations for improve:

present
  1. improve
  2. improve
  3. improves
  4. improve
  5. improve
  6. improve
simple past
  1. improved
  2. improved
  3. improved
  4. improved
  5. improved
  6. improved
present perfect
  1. have improved
  2. have improved
  3. has improved
  4. have improved
  5. have improved
  6. have improved
past continuous
  1. was improving
  2. were improving
  3. was improving
  4. were improving
  5. were improving
  6. were improving
future
  1. shall improve
  2. will improve
  3. will improve
  4. shall improve
  5. will improve
  6. will improve
continuous present
  1. am improving
  2. are improving
  3. is improving
  4. are improving
  5. are improving
  6. are improving
subjunctive
  1. be improved
  2. be improved
  3. be improved
  4. be improved
  5. be improved
  6. be improved
diverse
  1. improve!
  2. let's improve!
  3. improved
  4. improving
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor improve:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmaken finishing; killing off; massacre; slaughtering
beter worden getting well; healing; recovery; recuperation; return to health
goedmaken atoning for; making up for; redeem
verbeteren make things better
vorderen advancing; making progress; progressing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmaken better; complete; finish; improve; make better; perfect accomplish; bring to an end; commit murder; complete; eliminate; end; finish; finish off; get done; get ready; kill; murder
beter worden improve; make progress; progress
beteren better; better one's life; correct; get better; improve; make better; renew cure; get well; recover; regain one's health
bijschaven bring to perfection; improve; perfect; refine
bijwerken better; correct; get better; improve; make better; modify; renew; touch up; update retouch; touch up; update
completeren better; complete; finish; improve; make better; perfect accomplish; add; bring to an end; complete; count up; end; fill up; finish; finnish; get done; get ready; replenish; round off; to make complete; total; wind up
corrigeren better; correct; get better; improve; make better; renew correct; put straight; rectify; set right
erop vooruit gaan get better; improve
goedmaken better; correct; get better; improve; make better; renew compensate for; correct; counterbalance; fix; make good; make up; mend; put straight; reconcile; rectify; repair; restore; set right; settle
herstellen better; correct; get better; improve; make better; renew exchange; fix; interchange; mend; recover; redeem; redevelop; redress; renew; renovate; repair; restore; resume; swap; trade
herzien better; correct; get better; improve; make better; renew alter; amend; change; create; interchange; invent; make; modify; reform; reshape; review; revise; rewrite; switch; transform; vary
leven beteren better one's life; get better; improve
perfectioneren better; bring to perfection; complete; finish; improve; make better; perfect; refine
progressie maken improve; make progress; progress
renoveren better; correct; get better; improve; make better; renew exchange; fix up; interchange; redevelop; renew; renovate; resume; swap; trade
repareren better; correct; get better; improve; make better; renew fix; mend; repair; restore
updaten improve; modify; touch up; update
verbeteren better; correct; get better; improve; make better; make progress; progress; renew correct; exchange; interchange; put straight; rectify; redevelop; renew; renovate; resume; set right; swap; trade
vervolledigen better; complete; finish; improve; make better; perfect complete; finnish
vervolmaken better; complete; finish; improve; make better; perfect
volledig maken better; complete; finish; improve; make better; perfect complete; finnish
voltooien better; complete; finish; improve; make better; perfect accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
vooruitgang boeken improve; make progress; progress
vooruitkomen get better; improve build up; make head-way; make progress; progress; raise; work oneself up
vorderen get better; improve claim; demand; lay claim to; make head-way; make progress; progress
- ameliorate; amend; better; meliorate
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
herstellen restore
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- improve upon

Verwante woorden van "improve":


Synoniemen voor "improve":


Antoniemen van "improve":


Verwante definities voor "improve":

  1. get better1
    • The weather improved toward evening1
  2. to make better1
    • The editor improved the manuscript with his changes1

Wiktionary: improve

improve
verb
  1. to become better
  2. to make something better
improve
verb
  1. (iets) beter maken, de kwaliteit verhogen
  2. vooruitgang boeken

Cross Translation:
FromToVia
improve verbeteren; veredelen améliorerrendre meilleur.
improve hervormen; reformeren; herstellen; repareren; verhelpen; weer goed maken; verbeteren; veredelen; afhelpen; bevrijden; loslaten; verlossen; vrijlaten; vrijmaken réformerrétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.

Verwante vertalingen van improvement