Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- import:
-
Wiktionary:
- import → importeren, invoeren
- import → invoervergunning, belang, gewicht, import, invoer
- import → invoeren, importeren, erg zijn, ter zake doen, van belang zijn
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor import (Engels) in het Nederlands
import:
-
to import
-
to import
– To bring information from one system or program into another. The system or program receiving the data must somehow support the internal format or structure of the data. 1
Conjugations for import:
present
- import
- import
- imports
- import
- import
- import
simple past
- imported
- imported
- imported
- imported
- imported
- imported
present perfect
- have imported
- have imported
- has imported
- have imported
- have imported
- have imported
past continuous
- was importing
- were importing
- was importing
- were importing
- were importing
- were importing
future
- shall import
- will import
- will import
- shall import
- will import
- will import
continuous present
- am importing
- are importing
- is importing
- are importing
- are importing
- are importing
subjunctive
- be imported
- be imported
- be imported
- be imported
- be imported
- be imported
diverse
- import!
- let's import!
- imported
- importing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the import (imports)
-
the import
Vertaal Matrix voor import:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
import | import; imports | |
invoer | import; imports | entry |
- | consequence; implication; importation; importee; meaning; moment; significance; signification | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
importeren | import | |
invoeren | import | enter; establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune |
- | spell |
Verwante woorden van "import":
Synoniemen voor "import":
Antoniemen van "import":
Verwante definities voor "import":
Wiktionary: import
import
Cross Translation:
verb
import
-
to bring in from a foreign country
- import → importeren; invoeren
verb
-
(overgankelijk) economie|nld (vanuit het buitenland) invoeren
-
gegevens in een electronisch apparaat stoppen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• import | → invoeren; importeren | ↔ importieren — Waren aus dem Ausland in das eigene Land einführen |
• import | → importeren; invoeren; erg zijn; ter zake doen; van belang zijn | ↔ importer — comm|fr apporter, introduire dans un pays des productions étranger. |
Verwante vertalingen van import
Nederlands