Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- detestable:
- detest:
-
Wiktionary:
- detestable → afschuwelijk, ijselijk, afgrijselijk, verfoeilijk, abominabel, gemeen, onguur, ploertig, rottig, vuig
- detest → verafschuwen, verfoeien
- detest → verafschuwen, verfoeien, een afschuw hebben van, een weerzin hebben tegen, een hekel hebben aan, minachten, versmaden
Engels
Uitgebreide vertaling voor detestable (Engels) in het Nederlands
detestable:
-
detestable (abominable; nefarious)
-
detestable (horrible; ghastly; ominous; obnoxious; appalling; abominable; horrid; terrible; sinister; odious; ill-fated; unholy)
huiveringwekkend; ijzingwekkend; ijselijk-
huiveringwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
ijzingwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
ijselijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor detestable:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
huiveringwekkend | abominable; appalling; detestable; ghastly; horrible; horrid; ill-fated; obnoxious; odious; ominous; sinister; terrible; unholy | ominous; sinister |
ijselijk | abominable; appalling; detestable; ghastly; horrible; horrid; ill-fated; obnoxious; odious; ominous; sinister; terrible; unholy | |
ijzingwekkend | abominable; appalling; detestable; ghastly; horrible; horrid; ill-fated; obnoxious; odious; ominous; sinister; terrible; unholy | appalling; dreadful; frightful; horribly; terribly |
schandalig | abominable; detestable; nefarious | disgraceful; disgusting; outrageous; scandalous |
verfoeilijk | abominable; detestable; nefarious | disgraceful; disgusting; outrageous; scandalous; ugly; unsightly |
- | abhorrent; abominable; execrable; obscene; odious; repugnant; repulsive | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | hateful; odious |
Verwante woorden van "detestable":
Synoniemen voor "detestable":
Verwante definities voor "detestable":
Wiktionary: detestable
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• detestable | → afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ abominable — Qui est en horreur, qui mériter d’tenir en horreur. |
• detestable | → afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ détestable — Qui devoir détester. |
• detestable | → afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ hideux — Qui est difforme à l’excès, affreux et repoussant. |
• detestable | → afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ odieux — Qui exciter la haine, l’aversion, la réprobation, l’indignation. |
• detestable | → afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel; gemeen; onguur; ploertig; rottig; vuig | ↔ repoussant — Qui inspirer de l’aversion, du dégoût. |
• detestable | → afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ répugnant — Qui inspirer la répugnance. |
detest:
Conjugations for detest:
present
- detest
- detest
- detests
- detest
- detest
- detest
simple past
- detested
- detested
- detested
- detested
- detested
- detested
present perfect
- have detested
- have detested
- has detested
- have detested
- have detested
- have detested
past continuous
- was detesting
- were detesting
- was detesting
- were detesting
- were detesting
- were detesting
future
- shall detest
- will detest
- will detest
- shall detest
- will detest
- will detest
continuous present
- am detesting
- are detesting
- is detesting
- are detesting
- are detesting
- are detesting
subjunctive
- be detested
- be detested
- be detested
- be detested
- be detested
- be detested
diverse
- detest!
- let's detest!
- detested
- detesting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor detest:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verafschuwen | abhor; detest; loathe | |
verfoeien | abhor; detest; loathe | |
- | hate |
Verwante woorden van "detest":
Synoniemen voor "detest":
Antoniemen van "detest":
Verwante definities voor "detest":
Wiktionary: detest
detest
Cross Translation:
verb
detest
-
to dislike
- detest → verafschuwen
verb
-
afschuw hebben voor
-
afschuw hebben van
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• detest | → verafschuwen | ↔ verabscheuen — (transitiv) Abscheu gegen jemanden oder etwas empfinden |
• detest | → verafschuwen; verfoeien; een afschuw hebben van; een weerzin hebben tegen | ↔ abhorrer — avoir en horreur. |
• detest | → verafschuwen; verfoeien; een afschuw hebben van; een weerzin hebben tegen | ↔ abominer — Avoir en horreur, détester, haïr. |
• detest | → verafschuwen; verfoeien; een afschuw hebben van; een weerzin hebben tegen; een hekel hebben aan; minachten; versmaden | ↔ détester — (vieilli) maudire. |
• detest | → verafschuwen; verfoeien | ↔ exécrer — avoir en exécration, avoir en horreur, abominer. |