Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- circulate:
-
Wiktionary:
- circulate → circuleren
- circulate → kloppen, pulseren, palpiteren, omgaan, rondgaan, circuleren, in omloop zijn, rouleren
Engels
Uitgebreide vertaling voor circulate (Engels) in het Nederlands
circulate:
-
to circulate (be in circulation)
-
to circulate
Conjugations for circulate:
present
- circulate
- circulate
- circulates
- circulate
- circulate
- circulate
simple past
- circulated
- circulated
- circulated
- circulated
- circulated
- circulated
present perfect
- have circulated
- have circulated
- has circulated
- have circulated
- have circulated
- have circulated
past continuous
- was circulating
- were circulating
- was circulating
- were circulating
- were circulating
- were circulating
future
- shall circulate
- will circulate
- will circulate
- shall circulate
- will circulate
- will circulate
continuous present
- am circulating
- are circulating
- is circulating
- are circulating
- are circulating
- are circulating
subjunctive
- be circulated
- be circulated
- be circulated
- be circulated
- be circulated
- be circulated
diverse
- circulate!
- let's circulate!
- circulated
- circulating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor circulate:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rouleren | being in circulation; circulation | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
circuleren | be in circulation; circulate | |
in omloop zijn | circulate | |
rouleren | be in circulation; circulate | |
- | circle; distribute; go around; mobilise; mobilize; pass around; pass on; spread |
Verwante woorden van "circulate":
Synoniemen voor "circulate":
Verwante definities voor "circulate":
Wiktionary: circulate
circulate
Cross Translation:
verb
-
in omloop zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• circulate | → kloppen; pulseren; palpiteren | ↔ pulsieren — dem Pulsschlag entsprechend oder in regelmäßigen Abständen anschwellen und abschwellen |
• circulate | → omgaan; rondgaan; circuleren; in omloop zijn; rouleren | ↔ circuler — Se mouvoir circulairement. |