Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: tax

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: tax

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tax:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor tax (Engels) in het Nederlands

tax:

tax [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tax (fee; costs; levy; legal charges; dues)
    de kosten; de belasting; de heffing; de leges
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leges [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. the tax (taxes; taxation)
    de belasting; overheidsbelasting
  3. the tax (duties; taxes)
    de belastingen; de heffingen
  4. the tax
    de belasting

to tax werkwoord (taxes, taxed, taxing)

  1. to tax (evaluate; rate)
    taxeren; aanslaan
    • taxeren werkwoord (taxeer, taxeert, taxeerde, taxeerden, getaxeerd)
    • aanslaan werkwoord (sla aan, slaat aan, sloeg aan, sloegen aan, aangeslagen)

Conjugations for tax:

present
  1. tax
  2. tax
  3. taxes
  4. tax
  5. tax
  6. tax
simple past
  1. taxed
  2. taxed
  3. taxed
  4. taxed
  5. taxed
  6. taxed
present perfect
  1. have taxed
  2. have taxed
  3. has taxed
  4. have taxed
  5. have taxed
  6. have taxed
past continuous
  1. was taxing
  2. were taxing
  3. was taxing
  4. were taxing
  5. were taxing
  6. were taxing
future
  1. shall tax
  2. will tax
  3. will tax
  4. shall tax
  5. will tax
  6. will tax
continuous present
  1. am taxing
  2. are taxing
  3. is taxing
  4. are taxing
  5. are taxing
  6. are taxing
subjunctive
  1. be taxed
  2. be taxed
  3. be taxed
  4. be taxed
  5. be taxed
  6. be taxed
diverse
  1. tax!
  2. let's tax!
  5. taxed
  6. taxing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor tax:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasting costs; dues; fee; legal charges; levy; tax; taxation; taxes load
belastingen duties; tax; taxes
heffing costs; dues; fee; legal charges; levy; tax
heffingen duties; tax; taxes
kosten costs; dues; fee; legal charges; levy; tax cost; expenses
leges costs; dues; fee; legal charges; levy; tax
overheidsbelasting tax; taxation; taxes
- revenue enhancement; taxation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanslaan evaluate; rate; tax
taxeren evaluate; rate; tax devise; estimate
- assess; task
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- duty; impose a tax on; impose taxes on; impose taxes upon; imposition

Verwante woorden van "tax":


Synoniemen voor "tax":


Verwante definities voor "tax":

  1. charge against a citizen's person or property or activity for the support of government1
  2. make a charge against or accuse1
    • They taxed him failure to appear in court1
  3. use to the limit1
    • you are taxing my patience1
  4. levy a tax on1
    • The State taxes alcohol heavily1
    • Clothing is not taxed in our state1
  5. set or determine the amount of (a payment such as a fine)1

Wiktionary: tax

tax
noun
  1. money paid to government
tax
noun
  1. door de wet gedwongen betaling aan de overheid zonder individuele tegenprestatie van die overheid
Cross Translation:
FromToVia
• tax → forceren; opdringen; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; aanslaan; belasten; belasting heffen op; veraccijnzen; dwingen; noodzaken; verplichten; zich opdringen ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens
• tax → belasting; taks; recht ↔ impôt — charge public, droit imposer sur certaines choses.
• tax → belasting; recht ↔ taxe — (vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.

Verwante vertalingen van tax







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0566 seconde
Page rendered in 1.0 seconds