Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: emerging

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: emerging

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. emerging:
  2. emerge:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor emerging (Engels) in het Nederlands

emerging:

emerging [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the emerging (expanding; arising; swelling; )
    de aangroei; uitdijen; de uitdijing; de aanwas
    • aangroei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitdijen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • uitdijing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanwas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor emerging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangroei arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling expansion; growth; increase; rise
aanwas arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling accretion; addition; expansion; growth; increase; rise
uitdijen arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling
uitdijing arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitdijen add; add on to; build out; expand; extend; grow; swell; widen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- emergent; rising

Verwante woorden van "emerging":


Synoniemen voor "emerging":


Verwante definities voor "emerging":

  1. coming into existence1
  2. coming to maturity1

Wiktionary: emerging

emerging
adjective
  1. becoming prominent; newly formed; emergent; rising

emerge:

to emerge werkwoord (emerges, emerged, emerging)

  1. to emerge (become known; come out)
    uitkomen; ontdekt worden; uitkomen van geheim
  2. to emerge
    tevoorschijnkomen
    • tevoorschijnkomen werkwoord (kom tevoorschijn, komt tevoorschijn, kwam tevoorschijn, kwamen tevoorschijn, tevoorschijngekomen)

Conjugations for emerge:

present
  1. emerge
  2. emerge
  3. emerges
  4. emerge
  5. emerge
  6. emerge
simple past
  1. emerged
  2. emerged
  3. emerged
  4. emerged
  5. emerged
  6. emerged
present perfect
  1. have emerged
  2. have emerged
  3. has emerged
  4. have emerged
  5. have emerged
  6. have emerged
past continuous
  1. was emerging
  2. were emerging
  3. was emerging
  4. were emerging
  5. were emerging
  6. were emerging
future
  1. shall emerge
  2. will emerge
  3. will emerge
  4. shall emerge
  5. will emerge
  6. will emerge
continuous present
  1. am emerging
  2. are emerging
  3. is emerging
  4. are emerging
  5. are emerging
  6. are emerging
subjunctive
  1. be emerged
  2. be emerged
  3. be emerged
  4. be emerged
  5. be emerged
  6. be emerged
diverse
  1. emerge!
  2. let's emerge!
  5. emerged
  6. emerging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor emerge:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontdekt worden become known; come out; emerge
tevoorschijnkomen emerge
uitkomen become known; come out; emerge arise from; be all right; be fit; be fulfilled; be right; be suitable; befit; come true; evolve out of; get by; make do; make ends meet; manage; manage on; originate from; scrape along; stem from; suit; suit one's convenience
uitkomen van geheim become known; come out; emerge
- come forth; come out; egress; go forth; issue
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen issue

Verwante woorden van "emerge":


Synoniemen voor "emerge":


Verwante definities voor "emerge":

  1. come out into view, as from concealment1
    • Suddenly, the proprietor emerged from his office1
  2. become known or apparent1
    • Some nice results emerged from the study1
  3. come out of1
  4. come up to the surface of or rise1
    • He felt new emotions emerge1
  5. happen or occur as a result of something1

Wiktionary: emerge

emerge
verb
  1. zichtbaar, duidelijk worden
Cross Translation:
FromToVia
• emerge → resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op ↔ aboutir — toucher par un bout.
• emerge → klimmen; naar boven gaan; rijzen; stijgen; bestijgen; afdalen; naar beneden gaan; zinken; uitstappen; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstijgen; uittreden ↔ descendre — Traductions à trier suivant le sens.
• emerge → gaan staan; opstaan; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen ↔ surgir — Traductions à trier suivant le sens
• emerge → opdraven; zich voordoen ↔ survenir — arriver inopinément ; venir tout à coup.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0442 seconde
Page rendered in 1.0 seconds