Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. you:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor you (Engels) in het Nederlands

you:

you

  1. you (you fellows)
  2. you (thou; thee)
    u
  3. you (your)
  4. you (thee; thou)
    U; gij; ge

you bijvoeglijk naamwoord

  1. you (to you)
    je; jou
    • je bijvoeglijk naamwoord
    • jou bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor you:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
U U; Universal (BBFC)
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
U thee; thou; you
ge thee; thou; you
gij thee; thou; you
je you; your
jij you; your
jullie you; you fellows
u thee; thou; you
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
je to you; you your
jou to you; you

Wiktionary: you

you
en-pron
  1. object pronoun: the group being addressed
  2. object pronoun: the person being addressed
  3. subject pronoun: the group being addressed
  4. subject pronoun: the person being addressed
  5. one
en-det
  1. the individual or group spoken/written to
    • youde
  2. used before epithets for emphasis
you
pronoun
  1. aangesproken persoon enkelvoud informeel
  2. tweede persoon enkelvoud (accusatief) ((datief)) informeel
  3. nv.nom
  4. (datief)
  5. (accusatief)
  6. iemand, maar niemand in het bijzonder

Cross Translation:
FromToVia
you alstublieft; alsjeblieft assebliefNamibia, Südwesterdeutsch bitte
you ze; zij man — die Leute (im Sinne von: die Öffentlichkeit)
you men on — Personne indéfinie
you jij; je tu — Pronom personnel sujet de la deuxième personne du singulier

Verwante vertalingen van you