Must: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

must:
- willen; moeten; believen
- vereiste; must
Wiktionary:
- must → moeten, behoeven
- must → must, moeten, koudsap, wort

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

must:
- requirement; requisite; must
Wiktionary:
- must → imperative
- must → must

Engels

Uitgebreide vertaling voor must (Engels) in het Nederlands

must:

to must werkwoord (must)

to must (want; have to; need)
willen; moeten; believen
- willen werkwoord (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)
- moeten werkwoord (moet, moest, moesten, gemoeten)
- believen werkwoord (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)

Conjugations for must:

present

must
must
must
must
must
must

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

must [the ~] zelfstandig naamwoord

the must (requirement; requisite)

– a necessary or essential thing ¹
de vereiste; de must
- vereiste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- must [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor must:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
believen		consent; discretion
moeten		being forced to; being obliged to; having to
must	must; requirement; requisite
vereiste	must; requirement; requisite	condition; requisite; stipulation; term
-	moldiness; mustiness
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
believen	have to; must; need; want	do what you think is right; fancy; like; please; think fit
moeten	have to; must; need; want	be obliged to; ought to; should
willen	have to; must; need; want	like to; want; wish

Verwante woorden van "must":

musts

Synoniemen voor "must":

essential
necessity; essential; requirement; requisite; necessary
grape juice
mustiness; moldiness; staleness

Verwante definities voor "must":

highly recommended¹
- a book that is must reading¹
the quality of smelling or tasting old or stale or mouldy¹
grape juice before or during fermentation¹
a necessary or essential thing¹
- seat belts are an absolute must¹

Wiktionary: must

must

verb

must
- must → moeten

must

verb

moeten
- behoeven → must; have to
gedwongen zijn
- moeten → must; have to

Cross Translation:

From	To	Via
• must	→ must	↔ Muss — etwas, das absolut notwendig ist
• must	→ moeten	↔ devoir — Avoir à payer une somme d’argent, à rendre ou à donner quelque chose que ce soit.
• must	→ koudsap; wort	↔ moût — oenologie\|fr Jus de raisin qui n’a pas encore fermenter.

Computer vertaling door derden:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor must (Nederlands) in het Engels

must:

must [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de must (vereiste)
the requirement; the requisite
- requirement [the ~] zelfstandig naamwoord
- requisite [the ~] zelfstandig naamwoord
the must
– a necessary or essential thing ¹
- must [the ~] zelfstandig naamwoord
  - seat belts are an absolute must¹

Vertaal Matrix voor must:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
must	must; vereiste
requirement	must; vereiste	benodigdheid; materiaal
requisite	must; vereiste	conditie; eis; vereiste; voorwaarde
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
must		believen; moeten; willen

Verwante woorden van "must":

musts

Wiktionary: must

must

noun

essential action
- imperative → must

Cross Translation:

From	To	Via
• must	→ must	↔ Muss — etwas, das absolut notwendig ist

Computer vertaling door derden:

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: must

Uitgebreide vertaling voor must (Engels) in het Nederlands

must:

to must werkwoord (must)

to must (want; have to; need)

Conjugations for must:

present

must [the ~] zelfstandig naamwoord

the must (requirement; requisite)

Vertaal Matrix voor must:

Verwante woorden van "must":

Synoniemen voor "must":

Verwante definities voor "must":

Wiktionary: must

Uitgebreide vertaling voor must (Nederlands) in het Engels

must:

must [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de must (vereiste)

Vertaal Matrix voor must:

Verwante woorden van "must":

Wiktionary: must