Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- range:
-
Wiktionary:
- range → bergketen, fornuis, oefenterrein, afstand, bereik, spreiding, verspreidingsgebied, actieradius
- range → tonomvang, bestek, uitgebreidheid, grootte, omvang, scala, coupe, figuur, postuur, statuur, gestalte, lichaamsbouw, maat, mate, afmeting, dimensie
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor range (Engels) in het Nederlands
range:
-
the range (reach)
-
the range (reach)
-
the range (visual field; scope; field of vision; field of view; eye-range; range of vision)
-
the range (practice-ground)
het schietterrein -
the range (artillery-range)
-
the range (radius)
het vliegbereik -
the range
– A sequence of values. 1 -
the range
– A set of continuous item identifiers to which the same clock vector applies. A range is represented by a starting point, an ending point, and a clock vector that applies to all IDs that are in between. 1 -
the range
– The area or distance that a Bluetooth device is able to cover to be successfully paired with another Bluetooth device or computer. 1
-
to range (vary; variate; diverge; differ; alternate with)
-
to range
-
to range (put in order; arrange; order)
Conjugations for range:
present
- range
- range
- ranges
- range
- range
- range
simple past
- ranged
- ranged
- ranged
- ranged
- ranged
- ranged
present perfect
- have ranged
- have ranged
- has ranged
- have ranged
- have ranged
- have ranged
past continuous
- was ranging
- were ranging
- was ranging
- were ranging
- were ranging
- were ranging
future
- shall range
- will range
- will range
- shall range
- will range
- will range
continuous present
- am ranging
- are ranging
- is ranging
- are ranging
- are ranging
- are ranging
subjunctive
- be ranged
- be ranged
- be ranged
- be ranged
- be ranged
- be ranged
diverse
- range!
- let's range!
- ranged
- ranging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor range:
Verwante woorden van "range":
Synoniemen voor "range":
Verwante definities voor "range":
Wiktionary: range
range
Cross Translation:
noun
range
-
line of mountains
- range → bergketen
-
large stove with many hotplates
- range → fornuis
-
area for military training or equipment testing
- range → oefenterrein
-
distance to the object
- range → afstand
-
maximum reach of capability
- range → bereik
-
math: set of values of a function
- range → bereik
-
statistics: difference between largest and smallest observation
- range → spreiding
-
music
- range → bereik
-
ecology
- range → verspreidingsgebied
noun
-
de afstand die iets af kan leggen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• range | → tonomvang | ↔ ambitus — (musique) intervalle entre la note la plus haute (aigu) et la note la plus basse (grave) qui doivent être jouées par une voix ou un instrument dans un morceau ou une chanson. |
• range | → bestek; uitgebreidheid; grootte; omvang | ↔ ampleur — caractère de ce qui est ample. |
• range | → scala | ↔ plage — mathématiques : étendue limitée par deux valeurs |
• range | → coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang | ↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler. |
Verwante vertalingen van range
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor range (Nederlands) in het Engels
range:
-
de range (reikwijdte; bereik; verspreidingsgebied; draagwijdte)
Vertaal Matrix voor range:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
range | bereik; draagwijdte; range; reikwijdte; verspreidingsgebied | bandbreedte; bereik; blikveld; gezichtskring; gezichtsveld; schietterrein; schootsafstand; vliegbereik |
reach | bereik; draagwijdte; range; reikwijdte; verspreidingsgebied | afstand; baan; baanvak; bandbreedte; bereik; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
range | afwisselen; rangordenen; rangschikken; scharen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | |
reach | bereiken; doordringen; graaien; grijpen; grissen; jatten; komen tot; penetreren in; pikken; reiken; snaaien; wegkapen |