Engels

Uitgebreide vertaling voor complete (Engels) in het Nederlands

complete:

complete bijvoeglijk naamwoord

  1. complete (completely; total; fully; )
    totaal; helemaal; compleet; volledig
  2. complete (entire)
    compleet; volledig; algeheel; volkomen; kompleet; volslagen
  3. complete (plenary; full)
    plenair; kompleet; voltallig
  4. complete (over; accomplished; finished; )
    voltooid; klaar; beëindigd; over; afgelopen; gereed; uit; gedaan; af; gepleegd; geëindigd; voorbij
  5. complete (completed; round)
    afgerond; gecompleteerd
  6. complete (everything; entirely; all; all of it)
    alles; allemaal

to complete werkwoord (completes, completed, completing)

  1. to complete (accomplish; finish; bring to an end; )
    completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen
    • completeren werkwoord (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • voltooien werkwoord (voltooi, voltooit, voltooide, voltooiden, voltooid)
    • afronden werkwoord (rond af, rondt af, rondde af, rondden af, afgerond)
    • afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • beëindigen werkwoord (beëindig, beëindigt, beëindigde, beëindigden, beëindigd)
    • afwerken werkwoord (werk af, werkt af, werkte af, werkten af, afgewerkt)
    • klaarmaken werkwoord (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • volbrengen werkwoord (volbreng, volbrengt, volbracht, volbrachten, volbracht)
    • volmaken werkwoord (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)
    • een einde maken aan werkwoord (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
    • afkrijgen werkwoord (krijg af, krijgt af, kreeg af, kregen af, afgekregen)
    • klaarkrijgen werkwoord (krijg klaar, krijgt klaar, kreeg klaar, kregen klaar, klaargekregen)
  2. to complete (improve; finish; perfect; make better; better)
    completeren; voltooien; vervolledigen; afmaken; perfectioneren; volledig maken; vervolmaken
    • completeren werkwoord (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • voltooien werkwoord (voltooi, voltooit, voltooide, voltooiden, voltooid)
    • vervolledigen werkwoord (vervolledig, vervolledigt, vervolledigde, vervolledigden, vervolledigd)
    • afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • perfectioneren werkwoord (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
    • volledig maken werkwoord (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
    • vervolmaken werkwoord (vervolmaak, vervolmaakt, vervolmaakte, vervolmaakten, vervolmaakt)
  3. to complete (finnish)
    completeren; vervolledigen; volledig maken; compleet maken
    • completeren werkwoord (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • vervolledigen werkwoord (vervolledig, vervolledigt, vervolledigde, vervolledigden, vervolledigd)
    • volledig maken werkwoord (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
    • compleet maken werkwoord (maak compleet, maakt compleet, maakte compleet, maakten compleet, compleet gemaakt)

Conjugations for complete:

present
  1. complete
  2. complete
  3. completes
  4. complete
  5. complete
  6. complete
simple past
  1. completed
  2. completed
  3. completed
  4. completed
  5. completed
  6. completed
present perfect
  1. have completed
  2. have completed
  3. has completed
  4. have completed
  5. have completed
  6. have completed
past continuous
  1. was completing
  2. were completing
  3. was completing
  4. were completing
  5. were completing
  6. were completing
future
  1. shall complete
  2. will complete
  3. will complete
  4. shall complete
  5. will complete
  6. will complete
continuous present
  1. am completing
  2. are completing
  3. is completing
  4. are completing
  5. are completing
  6. are completing
subjunctive
  1. be completed
  2. be completed
  3. be completed
  4. be completed
  5. be completed
  6. be completed
diverse
  1. complete!
  2. let's complete!
  3. completed
  4. completing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor complete:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkrijgen finish; get done
afmaken finishing; killing off; massacre; slaughtering
afwerken finishing
alles completeness; fullness
beëindigen removal
klaarmaken composing; preparation
totaal completeness; fullness
volbrengen execution; implementation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkrijgen accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
afmaken accomplish; better; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready; improve; make better; perfect commit murder; eliminate; finish off; kill; murder
afronden accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready round off; wind up
afwerken accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim
beëindigen accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready adjourn; break down; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off; sever; terminate
compleet maken complete; finnish
completeren accomplish; better; bring to an end; complete; end; finish; finnish; get done; get ready; improve; make better; perfect add; count up; fill up; replenish; round off; to make complete; total; wind up
een einde maken aan accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off
klaarkrijgen accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
klaarmaken accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready brew; cook; make ready; prepare
perfectioneren better; complete; finish; improve; make better; perfect bring to perfection; improve; perfect; refine
vervolledigen better; complete; finish; finnish; improve; make better; perfect
vervolmaken better; complete; finish; improve; make better; perfect
volbrengen accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
volledig maken better; complete; finish; finnish; improve; make better; perfect
volmaken accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready fill; fill in; fill up
voltooien accomplish; better; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready; improve; make better; perfect finish; get ready
- discharge; dispatch; fill in; fill out; finish; make out; nail
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgelopen accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; last; out; over; preceding; prepared; previous; ready; ready for use
afgerond complete; completed; round
algeheel complete; entire
compleet complete; completely; entire; fully; integral; total; utter; utterly
gedaan accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready completed; cooked-through; done; finished; off; over; ready
gereed accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; completed; concluded; cooked-through; done; evident; finished; off; out; over; prepared; ready; ready for use
klaar accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; cloudless; completed; concluded; done; evident; finished; off; out; over; prepared; ready; ready for use; unclouded
plenair complete; full; plenary
totaal complete; completely; fully; integral; total; utter; utterly consummate; deep; in depth; penetrating; perfect; profound; thorough
volkomen complete; entire consummate; deep; drastic; in depth; penetrating; perfect; profound; radical; root-and-branch; thorough
volledig complete; completely; entire; fully; integral; total; utter; utterly full time; integral; integrant
volslagen complete; entire
voltallig complete; full; plenary
voorbij accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; completed; concluded; elapsed; evident; expired; finished; lapsed; out; over; passed; prepared; ready; ready for use
- accomplished; all over; concluded; consummate; ended; over; terminated
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
af accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; completed; concluded; done; down; downwardly; evident; finished; off; out; over; prepared; ready; ready for use
allemaal all; all of it; complete; entirely; everything all; everybody; everyone; the lot of; the whole lot of
helemaal complete; completely; fully; integral; total; utter; utterly absolutely; awfully; completely; consummate; deep; fully; in depth; outright; penetrating; perfect; profound; terribly; thorough; totally; utter; utterly
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- accomplish; conclude; do; finalise; finalize; finish; make complete; numerically complete
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alles all; all of it; complete; entirely; everything
beëindigd accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready completed; done; elapsed; expired; finished; lapsed; off
gecompleteerd complete; completed; round
gepleegd accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready
geëindigd accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use
kompleet complete; entire; full; plenary
over accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready above; accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use
uit accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; as from now; clear; completed; concluded; evident; finished; from; of today; off; out; over; prepared; ready; ready for use
voltooid accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use

Verwante woorden van "complete":


Synoniemen voor "complete":


Antoniemen van "complete":


Verwante definities voor "complete":

  1. having every necessary or normal part or component or step1
    • a complete meal1
    • a complete wardrobe1
    • a complete set of the Britannica1
    • a complete set of china1
    • a complete defeat1
    • a complete accounting1
  2. having come or been brought to a conclusion1
    • the harvesting was complete1
  3. perfect and complete in every respect; having all necessary qualities1
    • a complete gentleman1
  4. highly skilled1
    • a complete musician1
  5. bring to a whole, with all the necessary parts or elements1
    • A child would complete the family1
  6. come or bring to a finish or an end1
    • She completed the requirements for her Master's Degree1
  7. write all the required information onto a form1
  8. complete a pass1
  9. complete or carry out1

Wiktionary: complete

complete
adjective
  1. with everything included
verb
  1. to finish
  2. to make whole or entire
complete
verb
  1. vervolmaken, afmaken
  2. ten einde brengen
adjective
  1. volledig, voltallig
  2. geheel gevuld
  3. zonder iets ongedaan te laten
  4. compleet, volledig
adverb
  1. zonder iets ongedaan te laten

Cross Translation:
FromToVia
complete invullen ausfüllen — ein Formular ergänzen
complete slagen schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen
complete afwerken; beëindigen; klaarkomen met; volbrengen acheverfinir une chose commencer.
complete volledig; compleet; vol complet — À quoi il ne manquer aucune des parties nécessaires.
complete dempen; vullen; invullen; spekken; stoppen; volmaken; volschenken; aanvullen; bijwerken; completeren; supplementeren; voleinden compléterrendre complet.
complete compleet; gans; heel; geheel; vol; volkomen; volslagen; totaal; volledig entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue.
complete vol plein — Qui contient tout ce qu’il est capable de contenir ; il est opposé à vide. (Sens général).

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van complete



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor complete (Nederlands) in het Engels

compleet:

compleet bijvoeglijk naamwoord

  1. compleet (volledig; totaal; helemaal)
    completely; complete; total; fully; utterly; integral; utter
  2. compleet (algeheel; volledig; volkomen; kompleet; volslagen)
    entire; complete

Vertaal Matrix voor compleet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
integral integraal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complete afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
total aanvullen; bijrekenen; bijtellen; completeren; erbij tellen; optellen; toevoegen; voltallig maken
utter uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complete algeheel; compleet; helemaal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen af; afgelopen; afgerond; allemaal; alles; beëindigd; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; kompleet; over; plenair; uit; voltallig; voltooid; voorbij
entire algeheel; compleet; kompleet; volkomen; volledig; volslagen heel; hele
integral compleet; helemaal; totaal; volledig integraal; volledig
total compleet; helemaal; totaal; volledig
utter compleet; helemaal; totaal; volledig baarlijk; faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; vierkant; volstrekt
- geheel; heel; vol; volledig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
completely compleet; helemaal; totaal; volledig faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; vierkant; volstrekt
fully compleet; helemaal; totaal; volledig faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; vierkant; volstrekt
utterly compleet; helemaal; totaal; volledig enenmale; faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; vierkant; volstrekt
- helemaal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- totaal

Verwante woorden van "compleet":


Synoniemen voor "compleet":


Antoniemen van "compleet":


Verwante definities voor "compleet":

  1. zonder dat er iets ontbreekt2
    • ik heb de hele serie boeken compleet2

Wiktionary: compleet

compleet
adjective
  1. volledig, voltallig
compleet
adverb
  1. in a complete manner
adjective
  1. with everything included
  2. informal: utter
  3. complete

Cross Translation:
FromToVia
compleet complete; full complet — À quoi il ne manquer aucune des parties nécessaires.
compleet entire; overall; whole; full; integral; integer; global; outright; stark; thorough; complete; plenary entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue.
compleet entirely; wholly; absolutely; altogether; utterly; all; completely; fully; thoroughly; through; from A to Z; at all; quite entièrement — D'une manière entière.


Wiktionary: complete

complete
adjective
  1. complete

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van complete