Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: boost

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: boost

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. boost:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor boost (Engels) in het Nederlands

boost:

to boost werkwoord (boosts, boosted, boosting)

  1. to boost (push on; encourage)
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
  2. to boost (patch up; refurbish; jack up v; pep up)
    opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen
    • opknappen werkwoord (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)
    • opkalefateren werkwoord (kalefater op, kalefatert op, kalefaterde op, kalefaterden op, opgekalefaterd)
    • opvijzelen werkwoord (vijzel op, vijzelt op, vijzelde op, vijzelden op, opgevijzeld)
    • oplappen werkwoord (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)

Conjugations for boost:

present
  1. boost
  2. boost
  3. boosts
  4. boost
  5. boost
  6. boost
simple past
  1. boosted
  2. boosted
  3. boosted
  4. boosted
  5. boosted
  6. boosted
present perfect
  1. have boosted
  2. have boosted
  3. has boosted
  4. have boosted
  5. have boosted
  6. have boosted
past continuous
  1. was boosting
  2. were boosting
  3. was boosting
  4. were boosting
  5. were boosting
  6. were boosting
future
  1. shall boost
  2. will boost
  3. will boost
  4. shall boost
  5. will boost
  6. will boost
continuous present
  1. am boosting
  2. are boosting
  3. is boosting
  4. are boosting
  5. are boosting
  6. are boosting
subjunctive
  1. be boosted
  2. be boosted
  3. be boosted
  4. be boosted
  5. be boosted
  6. be boosted
diverse
  1. boost!
  2. let's boost!
  5. boosted
  6. boosting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

boost [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the boost (stimulus; incentive; impulse; )
    de stimulans; de impuls; de prikkel
    • stimulans [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • impuls [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • prikkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boost:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen propelling; pushing on; turning up
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; impelling; inciting; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
impuls boost; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus caprice; craving; impulse; instigation; urging; whim
oplappen doctoring; practice; practise; tinker at
porren poking; prodding
prikkel boost; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus caprice; encouraging; impelling; impulse; incentive; incitement; inciting; stimulant; stimulation; stimulus; thrill; turning on; whim
stimulans boost; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus cheers; encouragement; encouraging; help; impulse; incitement; putting on; stay; stimulant; stimulation; stimulus; support; switching on; thrill; turning on; turning up; urging; urging on
- cost increase; encouragement; hike; rise
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen boost; encourage; push on
aansporen boost; encourage; push on activate; drive; encourage; excite; incite; prompt; stimulate; urge
opjutten boost; encourage; push on bait; incite; instigate; stir up
opkalefateren boost; jack up v; patch up; pep up; refurbish
opknappen boost; jack up v; patch up; pep up; refurbish brighten; cheer up; fix up; redevelop; renew; renovate; resume; spruce up
oplappen boost; jack up v; patch up; pep up; refurbish
opvijzelen boost; jack up v; patch up; pep up; refurbish
porren boost; encourage; push on dig; jab; poke; prod
- advance; encourage; further; hike; hike up; promote; supercharge
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulans lift
- puff

Verwante woorden van "boost":

  • boosting, boosts

Synoniemen voor "boost":


Verwante definities voor "boost":

  1. the act of giving hope or support to someone1
  2. the act of giving a push1
    • he gave her a boost over the fence1
  3. an increase in cost1
  4. give a boost to; be beneficial to1
    • The tax cut will boost the economy1
  5. increase or raise1
    • boost the voltage in an electrical circuit1
  6. push or shove upward, as if from below or behind1
    • The singer had to be boosted onto the stage by a special contraption1
  7. increase1
  8. contribute to the progress or growth of1

Wiktionary: boost

boost
verb
  1. to steal
noun
  1. push from behind

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0470 seconde
Page rendered in 1.0 seconds