Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- simplification:
- simplify:
-
Wiktionary:
- simplification → vereenvoudiging, versimpeling
- simplification → herleiding, inkrimping, reductie, zetting, vereenvoudiging, verkleining, afslag, korting, rabat, besnoeiing, vermindering
- simplify → vereenvoudigen, versimpelen, vergemakkelijken
Engels
Uitgebreide vertaling voor simplification (Engels) in het Nederlands
simplification:
-
the simplification (reduction; conversion)
-
the simplification
-
the simplification
-
the simplification (facilitation)
Vertaal Matrix voor simplification:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
herleiding | conversion; reduction; simplification | |
simplificatie | conversion; reduction; simplification | |
vereenvoudiging | conversion; reduction; simplification | |
vergemakkelijking | facilitation; simplification | |
- | reduction |
Verwante woorden van "simplification":
Synoniemen voor "simplification":
Verwante definities voor "simplification":
Wiktionary: simplification
simplification
Cross Translation:
noun
-
act of simplifying
- simplification → vereenvoudiging; versimpeling
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• simplification | → herleiding; inkrimping; reductie; zetting; vereenvoudiging; verkleining; afslag; korting; rabat; besnoeiing; vermindering | ↔ réduction — action de diminuer, de réduire ou de se réduire, résultat de cette action. |
simplify:
-
to simplify (moderate)
vereenvoudigen; vergemakkelijken; simplificeren; bemakkelijken; versoberen-
vereenvoudigen werkwoord (vereenvoudig, vereenvoudigt, vereenvoudigde, vereenvoudigden, vereenvoudigd)
-
vergemakkelijken werkwoord (vergemakkelijk, vergemakkelijkt, vergemakkelijkte, vergemakkelijkten, vergemakkelijkt)
-
simplificeren werkwoord (simplificeer, simplificeert, simplificeerde, simplificeerden, gesimplifeerd)
-
-
to simplify (trace back; reduce)
-
to simplify (remove; transfer; shift; move; dislocate; convert; transform; resolve; reduce; trace back)
Conjugations for simplify:
present
- simplify
- simplify
- simplifies
- simplify
- simplify
- simplify
simple past
- simplified
- simplified
- simplified
- simplified
- simplified
- simplified
present perfect
- have simplified
- have simplified
- has simplified
- have simplified
- have simplified
- have simplified
past continuous
- was simplifying
- were simplifying
- was simplifying
- were simplifying
- were simplifying
- were simplifying
future
- shall simplify
- will simplify
- will simplify
- shall simplify
- will simplify
- will simplify
continuous present
- am simplifying
- are simplifying
- is simplifying
- are simplifying
- are simplifying
- are simplifying
subjunctive
- be simplified
- be simplified
- be simplified
- be simplified
- be simplified
- be simplified
diverse
- simplify!
- let's simplify!
- simplified
- simplifying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor simplify:
Verwante woorden van "simplify":
Synoniemen voor "simplify":
Antoniemen van "simplify":
Verwante definities voor "simplify":
Wiktionary: simplify
simplify
verb
simplify
-
to make simpler
- simplify → vereenvoudigen; versimpelen
verb
-
iets eenvoudiger of makkelijker maken
Computer vertaling door derden: