Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- fatigue:
-
Wiktionary:
- fatigue → vermoeidheid
- fatigue → loomheid, slapheid, traagheid, vadsigheid, slapte, stilstand, droefgeestigheid, melancholie, zwaarmoedigheid, weemoed, bedroefdheid, mistroostigheid, somberheid, afmatting, matheid, moeheid, vermoeidheid, vermoeienis, consternatie, ontsteltenis, verbijstering, verslagenheid, aftrek, apathie, dofheid, lusteloosheid, wezenloosheid, moedeloosheid
Engels
Uitgebreide vertaling voor fatigue (Engels) in het Nederlands
fatigue:
-
the fatigue (tiredness; exhaustion; weariness)
Conjugations for fatigue:
present
- fatigue
- fatigue
- fatigues
- fatigue
- fatigue
- fatigue
simple past
- fatigued
- fatigued
- fatigued
- fatigued
- fatigued
- fatigued
present perfect
- have fatigued
- have fatigued
- has fatigued
- have fatigued
- have fatigued
- have fatigued
past continuous
- was fatiguing
- were fatiguing
- was fatiguing
- were fatiguing
- were fatiguing
- were fatiguing
future
- shall fatigue
- will fatigue
- will fatigue
- shall fatigue
- will fatigue
- will fatigue
continuous present
- am fatiguing
- are fatiguing
- is fatiguing
- are fatiguing
- are fatiguing
- are fatiguing
subjunctive
- be fatigued
- be fatigued
- be fatigued
- be fatigued
- be fatigued
- be fatigued
diverse
- fatigue!
- let's fatigue!
- fatigued
- fatiguing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor fatigue:
Verwante woorden van "fatigue":
Synoniemen voor "fatigue":
Antoniemen van "fatigue":
Verwante definities voor "fatigue":
Wiktionary: fatigue
fatigue
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fatigue | → loomheid; slapheid; traagheid; vadsigheid; slapte; stilstand; droefgeestigheid; melancholie; zwaarmoedigheid; weemoed; bedroefdheid; mistroostigheid; somberheid; afmatting; matheid; moeheid; vermoeidheid; vermoeienis; consternatie; ontsteltenis; verbijstering; verslagenheid; aftrek; apathie; dofheid; lusteloosheid; wezenloosheid; moedeloosheid | ↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques. |
• fatigue | → vermoeienis; matheid; moeheid; vermoeidheid | ↔ fatigue — Sensation de faiblesse physique |