Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- comfortable:
- comfort:
-
Wiktionary:
- comfortable → veilig, comfortabel, gemakkelijk
- comfortable → doelmatig, gemakkelijk, geschikt, gepast, passend, bruikbaar, betamelijk, toepasselijk, behoorlijk, fatsoenlijk, keurig, voegzaam, welvoeglijk
- comfort → gemak, troost, comfort
- comfort → troosten, comfort
- comfort → troosten, vertroosten, aanmoedigen, bemoedigen, stijven
-
Gebruikers suggesties voor comfortable:
- confortabel
Engels
Uitgebreide vertaling voor comfortable (Engels) in het Nederlands
comfortable:
-
comfortable
comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk; aangenaam-
comfortabel bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
geriefelijk bijvoeglijk naamwoord
-
aangenaam bijvoeglijk naamwoord
-
-
comfortable
-
comfortable
-
comfortable
gerieflijk-
gerieflijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
comfortable (pleasant; cosy; snug; agreeable; pleasurable; cozy)
aangenaam; behaaglijk; knus-
aangenaam bijvoeglijk naamwoord
-
behaaglijk bijvoeglijk naamwoord
-
knus bijvoeglijk naamwoord
-
-
comfortable (pleasant; agreeable; cosy; pleasing; cozy)
-
comfortable (well suited; well fitted)
Vertaal Matrix voor comfortable:
Verwante woorden van "comfortable":
Synoniemen voor "comfortable":
Antoniemen van "comfortable":
Verwante definities voor "comfortable":
Wiktionary: comfortable
comfortable
Cross Translation:
adjective
-
-
- comfortable → veilig; comfortabel
-
in a state of comfort
- comfortable → gemakkelijk; comfortabel
-
providing physical comfort and ease
- comfortable → comfortabel; gemakkelijk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• comfortable | → doelmatig; gemakkelijk; geschikt; gepast; passend | ↔ commode — Pratique |
• comfortable | → bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
• comfortable | → doelmatig; gemakkelijk; geschikt; gepast; passend | ↔ opportun — Qui est à propos, selon le temps et le lieu. |
comfortable vorm van comfort:
Conjugations for comfort:
present
- comfort
- comfort
- comforts
- comfort
- comfort
- comfort
simple past
- comforted
- comforted
- comforted
- comforted
- comforted
- comforted
present perfect
- have comforted
- have comforted
- has comforted
- have comforted
- have comforted
- have comforted
past continuous
- was comforting
- were comforting
- was comforting
- were comforting
- were comforting
- were comforting
future
- shall comfort
- will comfort
- will comfort
- shall comfort
- will comfort
- will comfort
continuous present
- am comforting
- are comforting
- is comforting
- are comforting
- are comforting
- are comforting
subjunctive
- be comforted
- be comforted
- be comforted
- be comforted
- be comforted
- be comforted
diverse
- comfort!
- let's comfort!
- comforted
- comforting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the comfort (consolation; solace)
-
the comfort (convenience)
-
the comfort
-
the comfort (solace)
-
the comfort (encouragement; consolation; relief)
-
the comfort (conveniences)
-
the comfort (pleasantness; sociability; convenience; cosiness; snugness; companionableness; chumminess; coziness)
Vertaal Matrix voor comfort:
Verwante woorden van "comfort":
Synoniemen voor "comfort":
Antoniemen van "comfort":
Verwante definities voor "comfort":
Wiktionary: comfort
comfort
Cross Translation:
noun
comfort
-
cause of relief or satisfaction
-
consolation
- comfort → troost
-
contentment, ease
noun
-
een toestand waarin men zonder onrust, vrees of verlegenheid is
-
steun bij verdriet of pijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• comfort | → troosten; vertroosten | ↔ consoler — soulager quelqu’un dans son affliction par des discours, par des soins, ou de quelque autre manière que ce être. |
• comfort | → aanmoedigen; bemoedigen; stijven | ↔ réconforter — relever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral. |