Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tenant:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tenant:


Engels

Uitgebreide vertaling voor tenant (Engels) in het Nederlands

tenant:

tenant [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tenant (renter)
    – someone who pays rent to use land or a building or a car that is owned by someone else 1
    de huurder; bewoner van huurwoning
  2. the tenant (householder; inhabitant; resident; )
    – someone who pays rent to use land or a building or a car that is owned by someone else 1
    de inwoner; de huisbewoner
    de bewoner
    – wie in een gebied of een huis woont 2
    • bewoner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de bewoners van deze flat voeren actie2
  3. the tenant
    – A client organization that is served from a single instance of an application by a Web service. A company can install one instance of software on a set of servers and offer Software as a Service to multiple tenants. 3
    de tenant
    • tenant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tenant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewoner householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant denizen; dweller; habitant; indweller; inhabitant
bewoner van huurwoning renter; tenant
huisbewoner householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant
huurder renter; tenant
inwoner householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant denizen; dweller; habitant; indweller; inhabitant
tenant tenant
- renter
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- leaseholder

Verwante woorden van "tenant":

  • tenants

Synoniemen voor "tenant":


Verwante definities voor "tenant":

  1. someone who pays rent to use land or a building or a car that is owned by someone else1
    • the landlord can evict a tenant who doesn't pay the rent1
  2. any occupant who dwells in a place1
  3. a holder of buildings or lands by any kind of title (as ownership or lease)1
  4. occupy as a tenant1
  5. A client organization that is served from a single instance of an application by a Web service. A company can install one instance of software on a set of servers and offer Software as a Service to multiple tenants.3

Wiktionary: tenant

tenant
noun
  1. one who pays a fee in return for the use of land, etc.
  2. occupant

Cross Translation:
FromToVia
tenant bewonen bewohnen — (transitiv): in einem Gebäude wohnen, etwas als Wohnraum nutzen
tenant huurder locataire — Celui qui occupe une maison ou une partie de maison à loyer.

Verwante vertalingen van tenant



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tenant (Nederlands) in het Engels

tenant:

tenant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tenant
    the tenant
    – A client organization that is served from a single instance of an application by a Web service. A company can install one instance of software on a set of servers and offer Software as a Service to multiple tenants. 3
    • tenant [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tenant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tenant tenant bewoner; bewoner van huurwoning; huisbewoner; huurder; inwoner