Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- skim:
-
Wiktionary:
- skim → ketsen, afketsen, doorbladeren, diagonaal, lezen, afschrapen, afromen
- skim → afgeroomd
- skim → glibberen, glijden, glippen, schuiven, uitglijden, doorkruisen, rijden door, doorlezen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, afschuimen
Engels
Uitgebreide vertaling voor skim (Engels) in het Nederlands
skim:
-
to skim (cast a glance; cast a look; glance over)
een blik werpen-
een blik werpen werkwoord
-
-
to skim (cream)
-
to skim (skid; slip; slide; slither; glide; slip up)
-
to skim (cut close; trim; cut; clip; pare)
– remove from the surface 1kort maken; kort knippen; korten-
kort maken werkwoord (maak 't kort, maakt 't kort, maakte 't kort, maakten 't kort, 't kort gemaakt)
-
kort knippen werkwoord
-
Conjugations for skim:
present
- skim
- skim
- skims
- skim
- skim
- skim
simple past
- skimmed
- skimmed
- skimmed
- skimmed
- skimmed
- skimmed
present perfect
- have skimmed
- have skimmed
- has skimmed
- have skimmed
- have skimmed
- have skimmed
past continuous
- was skimming
- were skimming
- was skimming
- were skimming
- were skimming
- were skimming
future
- shall skim
- will skim
- will skim
- shall skim
- will skim
- will skim
continuous present
- am skimming
- are skimming
- is skimming
- are skimming
- are skimming
- are skimming
subjunctive
- be skimmed
- be skimmed
- be skimmed
- be skimmed
- be skimmed
- be skimmed
diverse
- skim!
- let's skim!
- skimmed
- skimming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor skim:
Synoniemen voor "skim":
Verwante definities voor "skim":
Wiktionary: skim
skim
Cross Translation:
verb
-
throw an object so it bounces on water
- skim → ketsen
-
ricochet
- skim → afketsen
-
read quickly, skipping some detail
- skim → doorbladeren; diagonaal; lezen
-
scrape off; remove (something) from a surface
- skim → afschrapen; afromen
-
having lowered fat content
- skim → afgeroomd
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• skim | → glibberen; glijden; glippen; schuiven; uitglijden | ↔ glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps. |
• skim | → doorkruisen; rijden door; doorlezen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door | ↔ parcourir — traverser un espace en divers sens. |
• skim | → afschuimen | ↔ écumer — débarrasser de l’écume. |
Computer vertaling door derden: