Engels

Uitgebreide vertaling voor expound (Engels) in het Nederlands

expound:

to expound werkwoord (expounds, expounded, expounding)

  1. to expound (tell; say; describe; )
    zeggen; vertellen; uiteenzetten; verhalen; mededelen
    • zeggen werkwoord (zeg, zeg/zegt, zegt, zei, zeiden, gezegd)
    • vertellen werkwoord (vertel, vertelt, vertelde, vertelden, verteld)
    • uiteenzetten werkwoord (zet uiteen, zette uiteen, zetten uiteen, uiteengezet)
    • verhalen werkwoord (verhaal, verhaalt, verhaalde, verhaalden, verhaald)
    • mededelen werkwoord (deel mede, deelt mede, deelde mede, deelden mede, medegedeeld)
    beschrijven
    – precies vertellen hoe het eruitziet of hoe het ging 1
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
      • de nieuwslezer beschreef de gebeurtenissen1
  2. to expound (elucidate; clarify; exemplify; )
    verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren
    • verklaren werkwoord (verklaar, verklaart, verklaarde, verklaarden, verklaard)
    • toelichten werkwoord (licht toe, lichtte toe, lichtten toe, toegelicht)
    • ophelderen werkwoord (helder op, heldert op, helderde op, helderden op, opgehelderd)
    • verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
    • verhelderen werkwoord (verhelder, verheldert, verhelderde, verhelderden, verhelderd)
    • belichten werkwoord (belicht, belichtte, belichtten, belicht)
    • accentueren werkwoord (accentueer, accentueert, accentueerde, accentueerden, geaccentueerd)
    • opklaren werkwoord (klaar op, klaart op, klaarde op, klaarden op, opgeklaard)
  3. to expound (proclaim; announce; declare; state)
    bekendmaken; proclameren; afkondigen
    • bekendmaken werkwoord (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • proclameren werkwoord (proclameer, proclameert, proclameerde, proclameerden, geproclameerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)

Conjugations for expound:

present
  1. expound
  2. expound
  3. expounds
  4. expound
  5. expound
  6. expound
simple past
  1. expounded
  2. expounded
  3. expounded
  4. expounded
  5. expounded
  6. expounded
present perfect
  1. have expounded
  2. have expounded
  3. has expounded
  4. have expounded
  5. have expounded
  6. have expounded
past continuous
  1. was expounding
  2. were expounding
  3. was expounding
  4. were expounding
  5. were expounding
  6. were expounding
future
  1. shall expound
  2. will expound
  3. will expound
  4. shall expound
  5. will expound
  6. will expound
continuous present
  1. am expounding
  2. are expounding
  3. is expounding
  4. are expounding
  5. are expounding
  6. are expounding
subjunctive
  1. be expounded
  2. be expounded
  3. be expounded
  4. be expounded
  5. be expounded
  6. be expounded
diverse
  1. expound!
  2. let's expound!
  3. expounded
  4. expounding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor expound:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekendmaken announcing; giving notice of; proclaiming
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accentueren clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on emphasise; emphasize; tear; underline; urge on
afkondigen announce; declare; expound; proclaim; state call; decree; divulge something; give notice of; make something public; ordain; order; proclaim; to declare; to decree; to ordain
bekendmaken announce; declare; expound; proclaim; state divulge something; make something public
belichten clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on clarify; enlighten; light out; spotlight; throw light upon
beschrijven cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell describe; outline; reproduce; sketch
mededelen cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell
ophelderen clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on make something accessible; make something clear
opklaren clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on brighten; clarify; clear up; enlighten; make something accessible; make something clear
proclameren announce; declare; expound; proclaim; state
toelichten clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on clarify; make something accessible; make something clear
uiteenzetten cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell clarify; explain; make clear; make explicit; place apart; put apart
verduidelijken clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on clarify; explain; make clear; make explicit
verhalen cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell narrate; report; tell
verhelderen clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on
verklaren clarify; elucidate; exemplify; explain; expound; illustrate; throw light on do as if; feign; make something accessible; make something clear; pretend; sham
vertellen cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell bring something up; narrate; report; tell; ventilate
zeggen cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell bring something up; call attention to; indicate; inform; instil; instill; make known; point out; tell; ventilate
- dilate; elaborate; enlarge; expand; expatiate; exposit; flesh out; lucubrate; set forth

Verwante woorden van "expound":

  • expounding

Synoniemen voor "expound":


Antoniemen van "expound":


Verwante definities voor "expound":

  1. add details, as to an account or idea; clarify the meaning of and discourse in a learned way, usually in writing2
  2. state2

Wiktionary: expound

expound
verb
  1. verduidelijken