Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
delay:
- vertraging; oponthoud; uitstel; respijt; onderbreking; verlet
- vertragen; ophouden; temporiseren; hannesen; zeiken; teuten; dralen; treuzelen; talmen; drentelen; aarzelen; zaniken; druilen; zeuren; weifelen; dubben; uitschuiven; slippen; uitglibberen; onderuitgaan; uitglijden; wegschieten; uitschieten
-
Wiktionary:
- delay → vertraging
- delay → uitstellen, verlaten
- delay → uitstel, vertraging, verzuim, achterstand, aanhouden, uitstellen, verdagen, verschuiven, vertragen, afwisselen, variëren, werken, verschillen, schelen, uiteenlopen, achteruitlopen, terugdeinzen, teruggaan, achteruitgaan, terrein verliezen, teruglopen, verlopen, toegeven, afstaan, wijken, oponthoud, opschorting, verdaging, verlating, verlet
Engels
Uitgebreide vertaling voor delay (Engels) in het Nederlands
delay:
-
the delay (postponement; suspension; stoppage; stop)
-
the delay (postponement; suspension; respite)
-
the delay (respite; reprive)
-
the delay (holdup)
-
the delay
– The amount of time between the scheduled start of a task and the time when work should actually begin on the task; it is often used to resolve resource overallocations. There are two types of delay: assignment delay and leveling delay. 1de vertraging
-
to delay (deter; retard; stop)
-
to delay (procrastinate; dawdle; linger; retard; saunter; tarry; put off)
-
to delay (hesitate; doubt; linger; waver; defer; brood over; tarry; deter)
-
to delay (fall over; slip; topple over; postpone; trip; fall flat)
uitschuiven; slippen; uitglibberen; onderuitgaan; uitglijden; wegschieten; uitschieten-
uitschuiven werkwoord
-
uitglibberen werkwoord
-
onderuitgaan werkwoord (ga onderuit, gaat onderuit, ging onderuit, gingen onderuit, onderuit gegaan)
-
wegschieten werkwoord
-
Conjugations for delay:
present
- delay
- delay
- delaies
- delay
- delay
- delay
simple past
- delayed
- delayed
- delayed
- delayed
- delayed
- delayed
present perfect
- have delayed
- have delayed
- has delayed
- have delayed
- have delayed
- have delayed
past continuous
- was delaying
- were delaying
- was delaying
- were delaying
- were delaying
- were delaying
future
- shall delay
- will delay
- will delay
- shall delay
- will delay
- will delay
continuous present
- am delaying
- are delaying
- is delaying
- are delaying
- are delaying
- are delaying
subjunctive
- be delayed
- be delayed
- be delayed
- be delayed
- be delayed
- be delayed
diverse
- delay!
- let's delay!
- delayed
- delaying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor delay:
Verwante woorden van "delay":
Synoniemen voor "delay":
Antoniemen van "delay":
Verwante definities voor "delay":
Wiktionary: delay
delay
Cross Translation:
noun
delay
-
period of time before an event occurs
- delay → vertraging
-
put off until a later time
- delay → uitstellen
verb
-
naar een later tijdstip verschuiven
-
te laat komen
-
het langzamer gaan
Cross Translation:
Computer vertaling door derden: