Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. annuity:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor annuity (Engels) in het Nederlands

annuity:

annuity [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the annuity
    de lijfrente
  2. the annuity (annual allowance; pension)
    het jaargeld
    • jaargeld [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor annuity:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jaargeld annual allowance; annuity; pension
lijfrente annuity
- rente

Verwante woorden van "annuity":

  • annuities

Synoniemen voor "annuity":

  • rente; regular payment

Verwante definities voor "annuity":

  1. income from capital investment paid in a series of regular payments1
    • his retirement fund was set up to be paid as an annuity1

Wiktionary: annuity

annuity
noun
  1. income payable at stated intervals
  2. right to periodic payment

Cross Translation:
FromToVia
annuity pensioen Ruhegeld — eine Rente für Arbeiter und Angestellte
annuity pensioen retraite — Pension perçue après s’être retiré de la vie active
annuity rente revenu — Ce qu’on retirer annuellement d’un domaine, d’un emploi, d’une pension, d’une constitution de rente, etc.