Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: plank

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: plank

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

plank:
- legbord
Wiktionary:
- plank → plank
- plank → bord, plank, tablet, beschot, dashboard, instrumentenbord, paneel, wagenschot, banner, schap, bed, bloemperk, perk, tuinbed

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

plank:
- shelf
Wiktionary:
- plank → board, plank
- plank → étagère, rack, shelf, what-not, whatnot, plank, wainscot, banner, board, patch, plate

Engels

Uitgebreide vertaling voor plank (Engels) in het Nederlands

plank:

plank [the ~] zelfstandig naamwoord

the plank (shelf; shelve; board)
legbord
- legbord [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plank:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
legbord	board; plank; shelf; shelve
-	board
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	flump; plank over; plonk; plop; plump; plump down; plunk; plunk down

Verwante woorden van "plank":

planks

Synoniemen voor "plank":

board; lumber; timber
policy
plank over; cover
flump; plonk; plop; plunk; plump down; plunk down; plump; set down; put down; place down
serve; serve up; dish out; dish up; dish

Verwante definities voor "plank":

an endorsed policy in the platform of a political party¹
a stout length of sawn timber; made in a wide variety of sizes and used for many purposes¹
cook and serve on a plank¹
cover with planks¹
- The streets were planked¹
set (something or oneself) down with or as if with a noise¹
- He planked the money on the table¹
- He planked himself into the sofa¹

Wiktionary: plank

plank

noun

long, broad and thick piece of timber
- plank → plank

Cross Translation:

From	To	Via
• plank	→ bord; plank; tablet; beschot; dashboard; instrumentenbord; paneel; wagenschot; banner	↔ panneau — Petit pan.
• plank	→ plank; bord; tablet; schap; bed; bloemperk; perk; tuinbed	↔ planche — ais de bois, mince et long

Verwante vertalingen van plank

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor plank (Nederlands) in het Engels

plank:

plank [de ~] zelfstandig naamwoord

de plank (schap)
the shelf
- shelf [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plank:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
shelf	plank; schap	lat; legbord; schroot; smalle plank

Verwante woorden van "plank":

planken

Verwante definities voor "plank":

plat lang stuk hout²
- het hek is gemaakt van planken²

Wiktionary: plank

plank

noun

piece of wood or other material
- board → plank
long, broad and thick piece of timber
- plank → plank

Cross Translation:

From	To	Via
• plank	→ étagère; rack; shelf; what-not; whatnot	↔ Etagere — veraltend: Regalbrett, offenes Regal für Bücher, Geschirr, Gewürze, Toilettartikel und andere Dinge
• plank	→ plank; wainscot; banner	↔ panneau — Petit pan.
• plank	→ board; plank; patch; plate; shelf	↔ planche — ais de bois, mince et long
• plank	→ shelf; rack	↔ étagère — Meuble constitué de planches superposées.

Verwante vertalingen van plank

smalle plank