Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. habitation:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor habitation (Engels) in het Nederlands

habitation:

habitation [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the habitation (occupation)
    de bewoning
    • bewoning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor habitation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewoning habitation; occupation
- abode; domicile; dwelling; dwelling house; home; inhabitancy; inhabitation

Verwante woorden van "habitation":

  • habitations

Synoniemen voor "habitation":


Verwante definities voor "habitation":

  1. the act of dwelling in or living permanently in a place (said of both animals and men)1
  2. housing that someone is living in1
  3. the native habitat or home of an animal or plant1

Wiktionary: habitation

habitation
noun
  1. the act of inhabitating
habitation
noun
  1. de permanente aanwezigheid van een bepaalde plaats

Cross Translation:
FromToVia
habitation woning; kwartier; logies; onderkomen habitation — Action d’habiter un lieu.