Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. in:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. in:
  2. innen:
  3. invaren:
  4. Wiktionary:
  5. Gebruikers suggesties voor in:
    • into


Engels

Uitgebreide vertaling voor in (Engels) in het Nederlands

in:

in bijvoeglijk naamwoord

  1. in
    in; te
    • in bijvoeglijk naamwoord
    • te bijvoeglijk naamwoord
  2. in (at)
    in
    • in bijvoeglijk naamwoord
  3. in (at; upon; on; to; up)
    erop; bij; erbij
  4. in (upon; to; on; )
    aan
    • aan bijvoeglijk naamwoord
  5. in (between)

Vertaal Matrix voor in:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij bee; bumbling bee; honeybee
- inch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erbij at; in; on; to; up; upon
erop at; in; on; to; up; upon
tussenbeide between; in
- inward; inwards
PrepositionVerwante vertalingenAndere vertalingen
te to
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij at
te at
ten tijde van in; in the time of
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
ten in; in the time of at; at the house of; on; on behalf of; on stage; to; to war
- at home; available; in the year; inside
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan at; in; on; onto; to; up; upon
bij at; in; on; to; up; upon
in at; in
te in

Synoniemen voor "in":


Verwante definities voor "in":

  1. currently fashionable1
    • the in thing to do1
    • large shoulder pads are in1
  2. directed or bound inward1
    • took the in bus1
    • the in basket1
  3. holding office1
    • the in party1
  4. to or toward the inside of1
    • come in1
    • smash in the door1
  5. a unit of length equal to one twelfth of a foot1

Wiktionary: in

in
adjective
  1. in fashion, popular
    • inin
adverb
  1. still able to play
    • inin
  2. moving to the interior
  3. indoors; at home or the office and available for conversation
en-prep
  1. a state
    • inin
  2. during
  3. by the virtue of
  4. into
    • inin
  5. after a period of time
  6. part, member of
    • inin
  7. pertaining to
    • inin
  8. surrounded by
    • inin
  9. contained by
    • inin
in
preposition
  1. na verloop van

Cross Translation:
FromToVia
in tekenen; ondertekenen; inschrijven; intekenen; plaatsen zeichnen — (transitiv) unterzeichnen
in aan; aangaande; betreffende; bij; met; over; van; in; jegens; om; op; te; tot; voor; binnen; per; naar; tegen enTraductions à trier suivant le sens
in binnenste; binnenlands; intern; inwendig intérieur — Qui est au dedans ; qui est relatif au dedans.

In:


Vertaal Matrix voor In:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- atomic number 49; indium

Verwante definities voor "In":

  1. a rare soft silvery metallic element; occurs in small quantities in sphalerite1

IN:


Vertaal Matrix voor IN:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Hoosier State; Indiana

Verwante definities voor "IN":

  1. a state in midwestern United States1

Verwante vertalingen van in



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor in (Nederlands) in het Engels

in:

in bijvoeglijk naamwoord

  1. in (te)
    in
    • in bijvoeglijk naamwoord
  2. in
    in; at
    • in bijvoeglijk naamwoord
    • at bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor in:

PrepositionVerwante vertalingenAndere vertalingen
- te
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
at bij; te; ten; ten huize van; ter; tot; tot bij; totdat; via
in ten; ten tijde van
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
at in aan; bij; erbij; ergens naartoe; erop; naar; à
in in; te aan; bij; erbij; erop; tussenbeide

Synoniemen voor "in":


Antoniemen van "in":


Verwante definities voor "in":

  1. geeft een richting aan2
    • we gingen het bos in2
  2. geeft tijdstip of tijdsduur aan2
    • in het najaar vallen de blaren2
  3. in de mode2
    • lange rokken zijn weer in2
  4. niet (als woorddeel, ook im of il)2
    • informeel, immobiel, illegaal2
  5. richting van buiten naar binnen2
    • doe de suiker maar in de koffie2
  6. geeft een plaats aan2
    • Jan is in de slaapkamer2

Wiktionary: in

in
verb
  1. to successively place inside another
  2. to successively neatly fit
  3. blend gradually into something else
  4. arrange in pairs
  5. be an epitome
  6. debate or dispose of a motion
  7. turn several pages of a publication
  8. transport with joy or delight; delight to ecstasy
adjective
  1. in lower case
  2. in fashion, popular
  3. legally qualified
  4. fashionable
adverb
  1. still able to play
en-prep
  1. a state
  2. during
  3. into
  4. after a period of time
  5. part, member of
  6. pertaining to
  7. surrounded by
  8. contained by
  9. within a given time interval
  10. capable of
interjection
  1. abbreviation: rest in peace

Cross Translation:
FromToVia
in about; concerning; for; of; over; regarding; after; by; on; upon; a; an; at; in; inside; into; per; aboard; toward; towards; to enTraductions à trier suivant le sens

in vorm van innen:

innen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. innen
    the collecting
  2. innen (invordering; incasso; inning; vordering; incassering)
    the collection; the recovery

innen werkwoord (in, int, inde, inden, geïnd)

  1. innen (geld in ontvangst nemen; incasseren)
    to cash; to collect money
    • cash werkwoord (cashes, cashed, cashing)
    • collect money werkwoord (collects money, collected money, collecting money)

Conjugations for innen:

o.t.t.
  1. in
  2. int
  3. int
  4. innen
  5. innen
  6. innen
o.v.t.
  1. inde
  2. inde
  3. inde
  4. inden
  5. inden
  6. inden
v.t.t.
  1. heb geïnd
  2. hebt geïnd
  3. heeft geïnd
  4. hebben geïnd
  5. hebben geïnd
  6. hebben geïnd
v.v.t.
  1. had geïnd
  2. had geïnd
  3. had geïnd
  4. hadden geïnd
  5. hadden geïnd
  6. hadden geïnd
o.t.t.t.
  1. zal innen
  2. zult innen
  3. zal innen
  4. zullen innen
  5. zullen innen
  6. zullen innen
o.v.t.t.
  1. zou innen
  2. zou innen
  3. zou innen
  4. zouden innen
  5. zouden innen
  6. zouden innen
en verder
  1. is geïnd
diversen
  1. in!
  2. int!
  3. geïnd
  4. innend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor innen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cash centen; contant geld; duit; duiten; geld; geldstukken; kasgeld; kasgelden; kasmiddelen; kasvoorraad; poen
collecting innen
collection incassering; incasso; innen; inning; invordering; vordering accumulatie; bende; collecte; collectie; groep; hoop; inzameling; massa; opeenhoping; ophoping; samenscholing; selectie; sortering; stel; troep; verzameling
recovery incassering; incasso; innen; inning; invordering; vordering beter worden; genezing; gezond worden; heling; herbouwing; herleving; herneming; herovering; herstel; herstelling; opbloei; opleving; reparatie; restauratie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cash geld in ontvangst nemen; incasseren; innen in geld omzetten; uitbetalen; verzilveren
collect money geld in ontvangst nemen; incasseren; innen collecteren; geld inzamelen
collection collecteren; geld inzamelen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cash baar; cash; contant

Wiktionary: innen

innen
verb
  1. verschuldigd geld in ontvangst nemen
innen
verb
  1. to exchange (a check/cheque) for money

Cross Translation:
FromToVia
innen collect; gather; pick up; assemble; raise collectionner — Réunir en collections.
innen find; notice; perceive; discern percevoir — Traductions à trier suivant le sens
innen collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
innen take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
innen recover; heal; reclaim; recoup; regain recouvrerretrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre.
innen gather; accept; receive; accredit; admit; harvest; garner; collect; pick up; assemble; raise recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».

in vorm van invaren:

invaren werkwoord (vaar in, vaart in, voer in, voeren in, ingevaren)

  1. invaren (binnenvaren)
    sail into

Conjugations for invaren:

o.t.t.
  1. vaar in
  2. vaart in
  3. vaart in
  4. varen in
  5. varen in
  6. varen in
o.v.t.
  1. voer in
  2. voer in
  3. voer in
  4. voeren in
  5. voeren in
  6. voeren in
v.t.t.
  1. ben ingevaren
  2. bent ingevaren
  3. is ingevaren
  4. zijn ingevaren
  5. zijn ingevaren
  6. zijn ingevaren
v.v.t.
  1. was ingevaren
  2. was ingevaren
  3. was ingevaren
  4. waren ingevaren
  5. waren ingevaren
  6. waren ingevaren
o.t.t.t.
  1. zal invaren
  2. zult invaren
  3. zal invaren
  4. zullen invaren
  5. zullen invaren
  6. zullen invaren
o.v.t.t.
  1. zou invaren
  2. zou invaren
  3. zou invaren
  4. zouden invaren
  5. zouden invaren
  6. zouden invaren
en verder
  1. vaarde in
  2. vaarde in
  3. vaarde in
  4. vaarden in
  5. vaarden in
  6. vaarden in
diversen
  1. vaar in!
  2. vaart in!
  3. ingevaren
  4. invarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor invaren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sail into binnenvaren; invaren

Wiktionary: invaren

invaren
verb
  1. (ergatief) met een vaartuig een nauw water ingaan

Verwante vertalingen van in