Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- affix:
-
Wiktionary:
- affix → aanhangen, aan, vastmaken, vastzetten
- affix → affix, aanhangsel, toevoegsel
- affix → vastmaken, bevestigen, affix, bepalen, fixeren, tuigeren, vaststellen, definiëren, omschrijven
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor affix (Engels) in het Nederlands
affix:
-
the affix (addendum; addition; appendix; supplement; appendage; extra)
de toevoeging; de appendix; de aanvulling; het addendum; het aanhangsel; het supplement; het bijvoegsel; het toevoegsel
Conjugations for affix:
present
- affix
- affix
- affixs
- affix
- affix
- affix
simple past
- affixed
- affixed
- affixed
- affixed
- affixed
- affixed
present perfect
- have affixed
- have affixed
- has affixed
- have affixed
- have affixed
- have affixed
past continuous
- was affixing
- were affixing
- was affixing
- were affixing
- were affixing
- were affixing
future
- shall affix
- will affix
- will affix
- shall affix
- will affix
- will affix
continuous present
- am affixing
- are affixing
- is affixing
- are affixing
- are affixing
- are affixing
subjunctive
- be affixed
- be affixed
- be affixed
- be affixed
- be affixed
- be affixed
diverse
- affix!
- let's affix!
- affixed
- affixing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor affix:
Verwante woorden van "affix":
Synoniemen voor "affix":
Verwante definities voor "affix":
Wiktionary: affix
affix
Cross Translation:
verb
noun
affix
-
mathematics: the complex number associated to a point
- affix → affix
-
linguistics: a bound morpheme added to a word’s stem
- affix → affix
-
that which is affixed
- affix → aanhangsel; affix
noun
-
een gebonden morfeem dat aan een ander morfeem wordt toegevoegd om zo een nieuw woord te vormen
- affix; toevoegsel → affix
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• affix | → vastmaken; bevestigen | ↔ befestigen — etwas an einer Stelle so anbringen, dass es hält |
• affix | → affix | ↔ affixe — linguistique|fr morphème qui s’ajouter à un radical et qui en modifie le sens ou la fonction, et crée un nouveau mot. |
• affix | → bepalen; bevestigen; fixeren; tuigeren; vastmaken; vaststellen; definiëren; omschrijven | ↔ fixer — attacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place. |