Engels

Uitgebreide vertaling voor adjustable (Engels) in het Nederlands

adjustable:

adjustable bijvoeglijk naamwoord

  1. adjustable
    verstelbaar; regelbaar; afstelbaar
  2. adjustable
    instelbaar

Vertaal Matrix voor adjustable:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
instelbaar adjustable
regelbaar adjustable
verstelbaar adjustable
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- adaptable
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstelbaar adjustable

Verwante woorden van "adjustable":


Synoniemen voor "adjustable":


Verwante definities voor "adjustable":

  1. capable of being regulated1
    • adjustable interest rates1
  2. capable of being changed so as to match or fit1
    • adjustable seat belts1

Wiktionary: adjustable

adjustable
adjective
  1. capable of being adjusted
adjustable
adjective
  1. in staat om zich aan te passen

adjustable vorm van adjust:

to adjust werkwoord (adjusts, adjusted, adjusting)

  1. to adjust (fix; repair)
    aanpassen; bijstellen
    • aanpassen werkwoord (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
    • bijstellen werkwoord (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
  2. to adjust
    instellen; afstemmen
    • instellen werkwoord (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
  3. to adjust
    bijsturen
    • bijsturen werkwoord (stuur bij, stuurt bij, stuurde bij, stuurden bij, bijgestuurd)
  4. to adjust (tune in)
    afstemmen; afstellen
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • afstellen werkwoord (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  5. to adjust (tune; fix)
    bijstellen; afstemmen; regelen; afstellen
    • bijstellen werkwoord (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • regelen werkwoord (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • afstellen werkwoord (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  6. to adjust (conform to; go along with; suit; settle oneself; resign oneself to the inevitable)
  7. to adjust (conform to; join)
  8. to adjust (raise; put up)

Conjugations for adjust:

present
  1. adjust
  2. adjust
  3. adjusts
  4. adjust
  5. adjust
  6. adjust
simple past
  1. adjusted
  2. adjusted
  3. adjusted
  4. adjusted
  5. adjusted
  6. adjusted
present perfect
  1. have adjusted
  2. have adjusted
  3. has adjusted
  4. have adjusted
  5. have adjusted
  6. have adjusted
past continuous
  1. was adjusting
  2. were adjusting
  3. was adjusting
  4. were adjusting
  5. were adjusting
  6. were adjusting
future
  1. shall adjust
  2. will adjust
  3. will adjust
  4. shall adjust
  5. will adjust
  6. will adjust
continuous present
  1. am adjusting
  2. are adjusting
  3. is adjusting
  4. are adjusting
  5. are adjusting
  6. are adjusting
subjunctive
  1. be adjusted
  2. be adjusted
  3. be adjusted
  4. be adjusted
  5. be adjusted
  6. be adjusted
diverse
  1. adjust!
  2. let's adjust!
  3. adjusted
  4. adjusting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor adjust:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstellen tuning
afstemmen adjusting; equalisation; equalization; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning
instellen adjusting; calibration; gauging; tuning
regelen organizing; tuning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpassen adjust; fix; repair customization; customize; get used to; grow accustomed to; make fit for; make for; settle down; try on
afstellen adjust; fix; tune; tune in
afstemmen adjust; fix; tune; tune in decline; denounce; disapprove; disclaim; object to; outvote; reconcile; refuse; reject; repudiate; spurn; synchronise; synchronize; turn down; vote down
bijstellen adjust; fix; repair; tune
bijsturen adjust
ding rechtzetten adjust; put up; raise
instellen adjust establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune
regelen adjust; fix; tune arrange; finish; fix; have ended; have finished; order; regulate; settle
zich aanpassen adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
zich schikken adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
zich voegen adjust; conform to; join
zich voegen naar adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
- adapt; align; aline; conform; correct; line up; set
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpassen fit
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- adapt; cut to length; fit; put in position; suit; train

Verwante woorden van "adjust":


Synoniemen voor "adjust":


Antoniemen van "adjust":


Verwante definities voor "adjust":

  1. adapt or conform oneself to new or different conditions1
    • We must adjust to the bad economic situation1
  2. alter or regulate so as to achieve accuracy or conform to a standard1
  3. make correspondent or conformable1
  4. place in a line or arrange so as to be parallel or straight1
  5. decide how much is to be paid on an insurance claim1

Wiktionary: adjust

adjust
verb
  1. to improve or rectify
  2. to modify
adjust
verb
  1. regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
  2. een naar verhouding kleine verandering aanbrengen in de instelling van iets
  3. iets van fouten ontdoen
  4. techniek|nld in elkaar passen, pasklaar maken
  5. (overgankelijk) op de juiste stand (tijd) zetten, synchroniseren
  6. anders stellen

Cross Translation:
FromToVia
adjust instellen einstellenTechnik: justieren
adjust corrigeren; bijsturen; verbeteren korrigieren — (transitiv) einen Fehler in (von) etwas (jemandem) berichtigen, eine Korrektur durchführen
adjust aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen accommoderdonner, procurer de la commodité.
adjust stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.