Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- deed:
- Wiktionary:
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
-
doen:
- accomplish; do; act
-
Wiktionary:
- doen → do, make, harrow, get, antic, pander, pants, put, sag
- doen → make, apply, employ, make use of, use, turn to account, put on, lay down, place, put, put down, lay, set, practice, administer, attach, put onto, add, append, assign, paste, build, construct, fabricate, manufacture, concoct, insert, put away, put in, stow, enclose, introduce, produce, operate, impact, impinge, work, avail, affect, act, take action, move, ask, render, cause, get, return
Engels
Uitgebreide vertaling voor deed (Engels) in het Nederlands
deed:
-
the deed (action; act)
-
the deed (certificate of proof; certificate; charter; document)
Vertaal Matrix voor deed:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acte | certificate; certificate of proof; charter; deed; document | |
actie | act; action; deed | action; campaign; demonstration; protest; public protest; rally |
akte | certificate; certificate of proof; charter; deed; document | document; official document |
aktie | act; action; deed | |
bewijsstuk | certificate; certificate of proof; charter; deed; document | document; evidence; piece of evidence; proof |
daad | act; action; deed | |
handeling | act; action; deed | |
- | act; deed of conveyance; human action; human activity; title | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | document; record |
Synoniemen voor "deed":
Verwante definities voor "deed":
Wiktionary: deed
deed
deed
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deed | → prestatie; daad | ↔ Tat — einmalige Handlung, die etwas Gutes oder Böses bewirkt |
• deed | → akte; document; bedrijf; bescheid; papier; schriftuur; stuk | ↔ document — écrit qui sert de preuve ou de renseignement. |
• deed | → feit | ↔ fait — Ce que quelqu’un fait, a fait ou fera. |
• deed | → gebaar; geste | ↔ geste — action et mouvement du corps et particulièrement des bras et des mains, action et mouvement employés à signifier quelque chose. |
• deed | → akte; document; bedrijf; kamer; lokaal; vertrek; bonk; brok; eindje; stukje; homp | ↔ pièce — partie, portion, morceau d’un tout. |
Verwante vertalingen van deed
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor deed (Nederlands) in het Engels
doen:
-
doen (uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten)
Conjugations for doen:
o.t.t.
- doe
- doet
- doet
- doen
- doen
- doen
o.v.t.
- deed
- deed
- deed
- deden
- deden
- deden
v.t.t.
- heb gedaan
- hebt gedaan
- heeft gedaan
- hebben gedaan
- hebben gedaan
- hebben gedaan
v.v.t.
- had gedaan
- had gedaan
- had gedaan
- hadden gedaan
- hadden gedaan
- hadden gedaan
o.t.t.t.
- zal doen
- zult doen
- zal doen
- zullen doen
- zullen doen
- zullen doen
o.v.t.t.
- zou doen
- zou doen
- zou doen
- zouden doen
- zouden doen
- zouden doen
diversen
- doe!
- doet!
- gedaan
- doende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor doen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
act | actie; aktie; daad; handeling | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accomplish | doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten | afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; fixen; functie bekleden; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; totstandbrengen; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren; voor elkaar krijgen |
act | doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten | acteren; ageren; doen alsof; handelen; optreden; performen; spelen; toneelspelen; zich aanstellen |
do | doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten | afleggen; arbeiden; meters maken; werken |
- | functioneren; laten; werken |
Synoniemen voor "doen":
Antoniemen van "doen":
Verwante definities voor "doen":
Wiktionary: doen
doen
Cross Translation:
verb
doen
-
een actie ondernemen
- doen → do
verb
-
to force to do
-
to cause to do
-
traumatise, frighten
-
cause to do
-
visit
-
work, suffice
-
slang: attack
-
perform, execute
-
perform antics
-
appeal or cater to
-
pull someone’s pants down
-
to place something somewhere
-
cause to bend
Cross Translation: