Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: tic

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: tic

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

tic:
- rarigheid; tic; aanwensel; zenuwtrek; zenuwtrekking
Wiktionary:
- tic → tic

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

tic:
- nervous tremor; tic; quirk
Wiktionary:
- tic → tic, habit

Engels

Uitgebreide vertaling voor tic (Engels) in het Nederlands

tic:

tic [the ~] zelfstandig naamwoord

the tic (nervous tremor; quirk)
de rarigheid; de tic; het aanwensel
- rarigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tic [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- aanwensel [het ~] zelfstandig naamwoord
the tic (nervous spasm; quirk; twitch; nervous tremor)
de zenuwtrek; de zenuwtrekking
- zenuwtrek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zenuwtrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tic:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwensel	nervous tremor; quirk; tic
rarigheid	nervous tremor; quirk; tic	oddity; queerness; singularity; strangeness
tic	nervous tremor; quirk; tic
zenuwtrek	nervous spasm; nervous tremor; quirk; tic; twitch
zenuwtrekking	nervous spasm; nervous tremor; quirk; tic; twitch

Verwante woorden van "tic":

tics

Synoniemen voor "tic":

twitch; twitching; vellication

Verwante definities voor "tic":

a local and habitual twitching especially in the face¹

Wiktionary: tic

tic

noun

A local and habitual convulsive motion of certain muscles
- tic → tic

tic

noun

zenuwtrek
- tic → tic

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tic (Nederlands) in het Engels

tic:

tic [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de tic (rarigheid; aanwensel)
the nervous tremor; the tic; the quirk
- nervous tremor [the ~] zelfstandig naamwoord
- tic [the ~] zelfstandig naamwoord
- quirk [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tic:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
nervous tremor	aanwensel; rarigheid; tic	zenuwtrek; zenuwtrekking
quirk	aanwensel; rarigheid; tic	bui; gril; kuur; luim; nuk; zenuwtrek; zenuwtrekking
tic	aanwensel; rarigheid; tic	zenuwtrek; zenuwtrekking

Verwante woorden van "tic":

tics, ticje

Wiktionary: tic

tic

noun

zenuwtrek
- tic → tic

tic

noun

addiction
- habit → verslaving; tic
action performed repeatedly and automatically, usually without awareness
- habit → tic; automatisme; gewoonte
A local and habitual convulsive motion of certain muscles
- tic → tic

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University