Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spatter:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. spatter:


Engels

Uitgebreide vertaling voor spatter (Engels) in het Nederlands

spatter:

to spatter werkwoord (spatters, spattered, spattering)

  1. to spatter (splash; sputter; crackle)
    spetteren; spatten
    • spetteren werkwoord (spetter, spettert, spetterde, spetterden, gespetterd)
    • spatten werkwoord (spat, spatte, spatten, gespat)

Conjugations for spatter:

present
  1. spatter
  2. spatter
  3. spatters
  4. spatter
  5. spatter
  6. spatter
simple past
  1. spattered
  2. spattered
  3. spattered
  4. spattered
  5. spattered
  6. spattered
present perfect
  1. have spattered
  2. have spattered
  3. has spattered
  4. have spattered
  5. have spattered
  6. have spattered
past continuous
  1. was spattering
  2. were spattering
  3. was spattering
  4. were spattering
  5. were spattering
  6. were spattering
future
  1. shall spatter
  2. will spatter
  3. will spatter
  4. shall spatter
  5. will spatter
  6. will spatter
continuous present
  1. am spattering
  2. are spattering
  3. is spattering
  4. are spattering
  5. are spattering
  6. are spattering
subjunctive
  1. be spattered
  2. be spattered
  3. be spattered
  4. be spattered
  5. be spattered
  6. be spattered
diverse
  1. spatter!
  2. let's spatter!
  3. spattered
  4. spattering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

spatter [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spatter (stain; spot; blot; speck; dirt-mark)
    de nop; de spat; de stip; het spatje; het vlekje; het stipje; de stippel; het moesje; de vlek
    • nop [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stip [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vlekje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stipje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stippel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • moesje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vlek [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spatter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moesje blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
nop blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
spat blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain splash
spatje blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
stip blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
stipje blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
stippel blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
vlek blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain dirty spot; spot; stain
vlekje blot; dirt-mark; spatter; speck; spot; stain
- spattering; splash; splashing; splatter; splattering; splutter; sputter; sputtering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spatten crackle; spatter; splash; sputter
spetteren crackle; spatter; splash; sputter
- bespatter; patter; pitter-patter; plash; spit; splash; splatter; splosh; sprinkle; swash
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nop nix; nothing; zilch

Verwante woorden van "spatter":


Synoniemen voor "spatter":


Verwante definities voor "spatter":

  1. the act of splashing a (liquid) substance on a surface1
  2. the noise of something spattering or sputtering explosively1
    • he heard a spatter of gunfire1
  3. dash a liquid upon or against1
  4. spot, splash, or soil1
    • The baby spattered the bib with food1
  5. rain gently1

Wiktionary: spatter

spatter
noun
  1. een weggeslingerde druppel

Cross Translation:
FromToVia
spatter bespatten; compromitteren; de ogen uitsteken éclaboussercouvrir quelqu’un ou quelque chose d’une boue qu’on faire jaillir.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van spatter



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spatter (Nederlands) in het Engels

spatter:

spatter [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. spatter (spat)
    the splash
    • splash [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spatter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
splash spat; spatter plens; plons; scheutje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
splash klateren; klotsen; opspatten; plonzen; spatten; spetteren

Computer vertaling door derden: