Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- log:
-
Wiktionary:
- log → houthakken, loggen
- log → log, geschiedenis
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- log:
- logé:
- loggen:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor log:
- cumbersome
Engels
Uitgebreide vertaling voor log (Engels) in het Nederlands
log:
-
to log (heave the log; pay out the log-line; sail by the log)
Conjugations for log:
present
- log
- log
- logs
- log
- log
- log
simple past
- logged
- logged
- logged
- logged
- logged
- logged
present perfect
- have logged
- have logged
- has logged
- have logged
- have logged
- have logged
past continuous
- was logging
- were logging
- was logging
- were logging
- were logging
- were logging
future
- shall log
- will log
- will log
- shall log
- will log
- will log
continuous present
- am logging
- are logging
- is logging
- are logging
- are logging
- are logging
subjunctive
- be logged
- be logged
- be logged
- be logged
- be logged
- be logged
diverse
- log!
- let's log!
- logged
- logging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor log:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blok hout | fire wood; log | |
brandhout | fire wood; log | fuel wood |
dagboek | diary; journal; log; logbook | journal |
houtblok | fire wood; log | |
journaal | diary; journal; log; logbook | journal; news; news bulletin |
logboek | journal; log; logbook | journal |
- | logarithm | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
loggen | heave the log; log; pay out the log-line; sail by the log | |
- | lumber |
Verwante woorden van "log":
Synoniemen voor "log":
Verwante definities voor "log":
Wiktionary: log
log
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• log | → log | ↔ Log — Nautik: Messgerät zur Bestimmung der Fahrgeschwindigkeit eines Schiffes |
• log | → geschiedenis | ↔ historique — Fichier qui enregistre les actions qui se sont déroulées au cours du temps. |
Verwante vertalingen van log
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor log (Nederlands) in het Engels
log:
-
log (loom; lijzig)
sluggish; indolent; lazy; dawdling; inert; limp; tardy; passive; languid; dragging; drooping; slow; listless; lingering; shuffling; inactive; slow of understanding-
sluggish bijvoeglijk naamwoord
-
indolent bijvoeglijk naamwoord
-
lazy bijvoeglijk naamwoord
-
dawdling bijvoeglijk naamwoord
-
inert bijvoeglijk naamwoord
-
limp bijvoeglijk naamwoord
-
tardy bijvoeglijk naamwoord
-
passive bijvoeglijk naamwoord
-
languid bijvoeglijk naamwoord
-
dragging bijvoeglijk naamwoord
-
drooping bijvoeglijk naamwoord
-
slow bijvoeglijk naamwoord
-
listless bijvoeglijk naamwoord
-
lingering bijvoeglijk naamwoord
-
shuffling bijvoeglijk naamwoord
-
inactive bijvoeglijk naamwoord
-
slow of understanding bijvoeglijk naamwoord
-
-
log (onsierlijk van gedaante; plomp; lomp)
Vertaal Matrix voor log:
Verwante woorden van "log":
Wiktionary: log
log
Cross Translation:
adjective
-
inert, lumbering, slow in movement
- cumbersome → lastig; log
-
difficult to carry, handle, manage or operate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• log | → log | ↔ Log — Nautik: Messgerät zur Bestimmung der Fahrgeschwindigkeit eines Schiffes |
• log | → clumsy; uncouth; rough | ↔ klobig — bezogen auf Finger, Hände: ungeschickt, ungelenk |
logé:
-
de logé (slaapgast; gast; slaper; overnachter)
Vertaal Matrix voor logé:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
guest | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper | gast; genodigde; introducé; invité |
guest for the night | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper | |
night guest | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper | |
overnight guest | gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper |
Verwante woorden van "logé":
Wiktionary: logé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• logé | → guest | ↔ convive — Personne qui se trouver à un repas avec d’autres. |
• logé | → sojourner | ↔ hôte — (Féminin : hôtesse) Celui, celle qui donner l’hospitalité par humanité, par amitié, par bienveillance. |
loggen:
-
loggen
to log; to heave the log; to pay out the log-line; to sail by the log-
pay out the log-line werkwoord (pays out the log-line, paid out the log-line, paying out the log-line)
Conjugations for loggen:
o.t.t.
- log
- logt
- logt
- loggen
- loggen
- loggen
o.v.t.
- logde
- logde
- logde
- logden
- logden
- logden
v.t.t.
- heb gelogd
- hebt gelogd
- heeft gelogd
- hebben gelogd
- hebben gelogd
- hebben gelogd
v.v.t.
- had gelogd
- had gelogd
- had gelogd
- hadden gelogd
- hadden gelogd
- hadden gelogd
o.t.t.t.
- zal loggen
- zult loggen
- zal loggen
- zullen loggen
- zullen loggen
- zullen loggen
o.v.t.t.
- zou loggen
- zou loggen
- zou loggen
- zouden loggen
- zouden loggen
- zouden loggen
en verder
- ben gelogd
- bent gelogd
- is gelogd
- zijn gelogd
- zijn gelogd
- zijn gelogd
diversen
- log!
- logt!
- gelogd
- loggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor loggen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
log | blok hout; brandhout; dagboek; houtblok; journaal; logboek | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
heave the log | loggen | |
log | loggen | |
pay out the log-line | loggen | |
sail by the log | loggen |