Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- sharpen:
-
sharp:
- spits; scherp; puntig; toegespitst; spitsvormig; spitsig; adrem; bijdehand; snedig; gevat; raak; scherpgerand; vlijmscherp; vlijmend; gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig; messcherp; slim; pienter; kien; snijdend; schril; op afgebeten toon; intelligent; schrander; scherp gepunt; kwaad; woedend; zeer boos; giftig; bitter; nijdig; uitgeslapen; snugger
-
Wiktionary:
- sharpen → scherpen, slijpen, aanscherpen
- sharpen → aanzetten, slijpen, scherpen, wetten
- sharp → scherp, scherpzinnig, puntig, gepunt, hoog, straf, sterk, stekend, acuut, bijtend, snerend
- sharp → kruis, dubbelkruis
- sharp → kruis, spits, schril, schel, snerpend, hatelijk, acuut, helder, scherp, bijtend, doordringend, fel, guur, bar, duchtig, hard, straf, streng, zwaar, bits, snibbig, pikant, snijdend, vlijmend, kruidig, prikkelend, puntig, vooruitstrevend, bitter
Engels
Uitgebreide vertaling voor sharpen (Engels) in het Nederlands
sharpen:
-
to sharpen (sharpen one's pencil)
-
to sharpen (accentuate)
-
to sharpen
-
to sharpen
-
to sharpen
-
to sharpen (tighten)
-
to sharpen (whet; grind; strop)
Conjugations for sharpen:
present
- sharpen
- sharpen
- sharpens
- sharpen
- sharpen
- sharpen
simple past
- sharpened
- sharpened
- sharpened
- sharpened
- sharpened
- sharpened
present perfect
- have sharpened
- have sharpened
- has sharpened
- have sharpened
- have sharpened
- have sharpened
past continuous
- was sharpening
- were sharpening
- was sharpening
- were sharpening
- were sharpening
- were sharpening
future
- shall sharpen
- will sharpen
- will sharpen
- shall sharpen
- will sharpen
- will sharpen
continuous present
- am sharpening
- are sharpening
- is sharpening
- are sharpening
- are sharpening
- are sharpening
subjunctive
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
diverse
- sharpen!
- let's sharpen!
- sharpened
- sharpening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor sharpen:
Verwante woorden van "sharpen":
Synoniemen voor "sharpen":
Antoniemen van "sharpen":
Verwante definities voor "sharpen":
Wiktionary: sharpen
sharpen
Cross Translation:
verb
sharpen
-
to make sharp
- sharpen → scherpen; slijpen; aanscherpen
verb
-
scherper maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sharpen | → aanzetten; slijpen; scherpen; wetten | ↔ affiler — aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil. |
• sharpen | → aanzetten; slijpen; scherpen; wetten | ↔ aiguiser — rendre aigu. |
sharpen vorm van sharp:
-
sharp (pointed)
-
sharp (pointed)
spits; puntig; toegespitst; spitsvormig; spitsig-
spits bijvoeglijk naamwoord
-
puntig bijvoeglijk naamwoord
-
toegespitst bijvoeglijk naamwoord
-
spitsvormig bijvoeglijk naamwoord
-
spitsig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (smart; perky; astute; clever; resourceful; wily; bright)
-
sharp (sharp-edged)
-
sharp (razor-sharp)
scherp; vlijmscherp; vlijmend-
scherp bijvoeglijk naamwoord
-
vlijmscherp bijvoeglijk naamwoord
-
vlijmend bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (cunning; vicious; mean; nasty; shrewd; sly; underhand; vile; slippery; false; low)
gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
sluw bijvoeglijk naamwoord
-
geraffineerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgekookt bijvoeglijk naamwoord
-
geslepen bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
slinks bijvoeglijk naamwoord
-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
leep bijvoeglijk naamwoord
-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
doortrapt bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (sharp-edged; keen; pointed)
-
sharp (keen)
-
sharp (cutting; stinging)
snijdend; schril; op afgebeten toon-
snijdend bijvoeglijk naamwoord
-
schril bijvoeglijk naamwoord
-
op afgebeten toon bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (intelligent; smart; knowledgable; bright; wise; sensible; brainy; clever; brilliant)
intelligent; pienter; schrander-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
pienter bijvoeglijk naamwoord
-
schrander bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (jagged; keen-edged)
-
sharp (furious; blazing; angry; bitter; virulent; fiery; indignant; glaring)
-
sharp (nimble; clever; smart; quick)
gewiekst; uitgeslapen; gevat; gehaaid; snedig-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
-
gevat bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
snedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (bright; smart; clever)
Vertaal Matrix voor sharp:
Verwante woorden van "sharp":
Synoniemen voor "sharp":
Antoniemen van "sharp":
Verwante definities voor "sharp":
Wiktionary: sharp
sharp
Cross Translation:
adjective
sharp
-
able to cut easily
- sharp → scherp
-
intelligent
- sharp → scherpzinnig
-
pointed, able to pierce easily
-
musically higher-pitched than desired
- sharp → hoog
-
having an intense, acrid flavour
-
intense and sudden (of pain)
-
offensive, critical, or acrimonious
noun
-
dubbele toonverhoging
Cross Translation: