Rest: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

rest:
- uitrusten; rusten; relaxen; verpozen
- residu; sediment; depot; afzetsel; bezinksel; droesem; zetsel; grondsop; ruststand; steuntje; rustteken; rest; overblijfsel
Wiktionary:
- rest → nachtrust, rust, kalmte, rustteken, stilstand, rest, rusting
- rest → rusten, stilstaan, daarbij laten, overblijven
- rest → uitrusten, schragen, steunen, stutten, ondersteunen, drager, leuning, steun, stut, dragen, schoren, ruggesteunen, pauze, rust, bedaardheid, gerustheid, rustigheid, kalmte, bewegingloosheid, roerloosheid, strakheid, stilstand, stilte, rusten, overblijfsel, rest, overige, resterende, blijven, overblijven, resten, resteren, toeven, verblijven

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

rest:
- remains; surplus; rest; balance; residue; residuum; residual; remainder
resten:
- surplusses; balances
Wiktionary:
- rest → rest, remaining, remainder
- rest → remnant, leftovers, rest, remains, remainder, leftover
- resten → remnant
- resten → stay, remain, stay over, abide, keep, rest, stop
Gebruikers suggesties voor rest:
- remainder, residual

Engels

Uitgebreide vertaling voor rest (Engels) in het Nederlands

rest:

to rest werkwoord (rests, rested, resting)

to rest (repose; take a rest)
uitrusten; rusten; relaxen; verpozen
- uitrusten werkwoord (rust uit, rustte uit, rustten uit, uitgerust)
- rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)
- relaxen werkwoord (relax, relaxt, relaxde, relaxden, gerelaxed)
- verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

Conjugations for rest:

present

rest
rest
rests
rest
rest
rest

simple past

rested
rested
rested
rested
rested
rested

present perfect

have rested
have rested
has rested
have rested
have rested
have rested

past continuous

was resting
were resting
was resting
were resting
were resting
were resting

future

shall rest
will rest
will rest
shall rest
will rest
will rest

continuous present

am resting
are resting
is resting
are resting
are resting
are resting

subjunctive

be rested
be rested
be rested
be rested
be rested
be rested

diverse

rest!
let's rest!
rested
resting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

rest [the ~] zelfstandig naamwoord

the rest (sediment; deposit; sludge; residuum; remnant; dregs; lees; the last bit; last bit)
het residu; het sediment; de depot; afzetsel; het bezinksel; de droesem; het zetsel; het grondsop
- residu [het ~] zelfstandig naamwoord
- sediment [het ~] zelfstandig naamwoord
- depot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- afzetsel [znw.] zelfstandig naamwoord
- bezinksel [het ~] zelfstandig naamwoord
- droesem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zetsel [het ~] zelfstandig naamwoord
- grondsop [het ~] zelfstandig naamwoord
the rest (half-time score)
de ruststand
- ruststand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the rest
het steuntje
- steuntje [het ~] zelfstandig naamwoord
the rest
het rustteken
- rustteken [het ~] zelfstandig naamwoord
the rest (remainder; balance; residue; residuum; residual)

– something left after other parts have been taken away ¹
de rest; het overblijfsel
- rest [de ~] zelfstandig naamwoord
- overblijfsel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rest:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afzetsel	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit
bezinksel	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit	dregs; lees; muck; sediment; sludge
depot	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit	depot; shed; store; storehouse; warehouse
droesem	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit	deposit; dregs; lees; muck; residue; sediment; sludge
grondsop	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit	dregs; lees; muck; sediment; sludge
overblijfsel	balance; remainder; residual; residue; residuum; rest	remains
residu	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit	residue
rest	balance; remainder; residual; residue; residuum; rest	remains; surplus
ruststand	half-time score; rest
rustteken	rest
sediment	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit
steuntje	rest
zetsel	deposit; dregs; last bit; lees; remnant; residuum; rest; sediment; sludge; the last bit	dregs; lees; muck; sediment; sludge
-	ease; eternal rest; eternal sleep; quietus; relaxation; relief; repose; respite; rest period; sleep
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
relaxen	repose; rest; take a rest	relax
rusten	repose; rest; take a rest
uitrusten	repose; rest; take a rest	fit out; kit out; prepare; rig out
verpozen	repose; rest; take a rest
-	breathe; catch one's breath; lie; perch; pillow; remain; repose; reside; roost; stay; take a breather

Verwante woorden van "rest":

resting, restive, rests

Synoniemen voor "rest":

remainder; balance; residual; residue; residuum; part; portion; component part; component
ease; repose; relaxation; inactivity
respite; relief; rest period; pause; intermission; break; interruption; suspension
inaction; inactiveness
eternal rest; sleep; eternal sleep; quietus; death
support
musical notation
be; rest on
breathe; catch one's breath; take a breather; pause; intermit; break
lie
recumb; repose; recline
stay; remain
reside; repose; inhere in; attach to
put; set; place; pose; position; lay
perch; roost; sit; sit down
pillow

Antoniemen van "rest":

be active; change

Verwante definities voor "rest":

freedom from activity (work or strain or responsibility)¹
a support on which things can be put¹
- the gun was steadied on a special rest¹
a musical notation indicating a silence of a specified duration¹
something left after other parts have been taken away¹
- he threw away the rest¹
euphemisms for death (based on an analogy between lying in a bed and in a tomb)¹
- she was laid to rest beside her husband¹
a state of inaction¹
- a body will continue in a state of rest until acted upon¹
a pause for relaxation¹
be at rest¹
stay the same; remain in a certain state¹
- rest assured¹
take a short break from one's activities in order to relax¹
give a rest to¹
- He rested his bad leg¹
rest on or as if on a pillow¹
sit, as on a branch¹
not move; be in a resting position¹
put something in a resting position, as for support or steadying¹
be inactive, refrain from acting¹
- The committee is resting over the summer¹
be inherent or innate in¹
have a place in relation to something else¹
- The responsibility rests with the Allies¹

Wiktionary: rest

rest

noun

relief afforded by sleeping; sleep
- rest → nachtrust; rust
relief from exertion; state of quiet and recreation
- rest → rust
peace, freedom from trouble, tranquility
- rest → rust; kalmte
repose afforded by death
- rest → rust
pause of a specified length in a piece of music
- rest → rust
symbol indicating a pause in music
- rest → rustteken
physics: absence of motion
- rest → rust; stilstand
stick used to support the cue in snooker
- rest → rest
remainder
- rest → rest

verb

intransitive: take repose
- rest → rusten
stop working, become inactive
- rest → rusten; stilstaan
US legal
- rest → daarbij laten

rest

verb

overhouden
- overblijven → rest; remain
werk of andere activiteit staken om het lichaam in staat te stellen weer op krachten te komen
- rusten → rest

noun

wat er overblijft
- rest → rest; remaining
een tijdelijke toestand van ontspanning na arbeid, moeite of inspanning
- rust → rest
periode van weinig of geen activiteit
- rust → rest
moment van stilte in muziek
- rust → rest
steunpunt
- rust; rusting → rest; support

Cross Translation:

From	To	Via
• rest	→ uitrusten	↔ ausruhen — sich ausruhen ((reflexiv)): sich erholen, entspannen
• rest	→ uitrusten	↔ ausruhen — veraltend: von etwas ausruhen ((intransitiv)): sich (nach einer Anstrengung) erholen, entspannen
• rest	→ schragen; steunen; stutten; ondersteunen	↔ accoter — appuyer d’un côté pour soutenir.
• rest	→ drager; leuning; steun; stut	↔ appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.
• rest	→ dragen; schoren; steunen; ondersteunen; ruggesteunen; schragen; stutten	↔ appuyer — placer contre quelque chose.
• rest	→ pauze; rust	↔ pause — suspension, interruption momentanée d’une action.
• rest	→ bedaardheid; gerustheid; rustigheid; kalmte; rust; bewegingloosheid; roerloosheid; strakheid; stilstand; pauze; stilte	↔ repos — privation, cessation de mouvement, d’activité ou d’effort,.
• rest	→ rusten	↔ reposer — Cesser de travailler, d’agir, d’être en mouvement, pour faire disparaître la fatigue.
• rest	→ overblijfsel; rest; overige; resterende	↔ reste — Ce qui demeurer d’un tout, d’une plus grande quantité ; ce qui subsister d’une chose passée, tant au sens physique qu’au sens moral.
• rest	→ blijven; overblijven; resten; resteren; toeven; verblijven	↔ rester — continuer d’être à un endroit ou dans un état.

Verwante vertalingen van rest

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rest (Nederlands) in het Engels

rest:

rest [de ~] zelfstandig naamwoord

de rest (het overgeblevene; overblijfsel; restant; laatste rest; overschot)
the remains
- remains [the ~] zelfstandig naamwoord
de rest (surplus; teveel; overschot; agio; exces)
the surplus
- surplus [the ~] zelfstandig naamwoord
de rest (overblijfsel)
the rest; the balance; the residue; the residuum; the residual; the remainder
– something left after other parts have been taken away ¹
- rest [the ~] zelfstandig naamwoord
  - he threw away the rest¹
- balance [the ~] zelfstandig naamwoord
  - he took what he wanted and I got the balance¹
- residue [the ~] zelfstandig naamwoord
- residuum [the ~] zelfstandig naamwoord
- residual [the ~] zelfstandig naamwoord
- remainder [the ~] zelfstandig naamwoord
  - there was no remainder¹

Vertaal Matrix voor rest:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
balance	overblijfsel; rest	activa; balans; bascule; baten; bezit; equatie; evenwicht; evenwichtigheid; gelijkmaking; harmonie; rekeningsaldo; saldo; tegoed; vereffening; waag; weegbrug; weeghuis; weegschaal
remainder	overblijfsel; rest
remains	het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant	bouwvallen; lap; ruïnes; staartje; stuk stof
residual	overblijfsel; rest
residue	overblijfsel; rest	drab; droesem; grondsoppen; residu
residuum	overblijfsel; rest	afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; residu's; sediment; zetsel
rest	overblijfsel; rest	afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; ruststand; rustteken; sediment; steuntje; zetsel
surplus	agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel	batige saldo's; overdaad; overmaat; rijkelijke maat; surplus; teveel
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
balance		balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren
rest		relaxen; rusten; uitrusten; verpozen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
surplus		batig; boventallig; overcompleet; overtollig; positief

Verwante woorden van "rest":

resten

Wiktionary: rest

rest

noun

wat er overblijft
- rest → rest; remaining

rest

noun

what remains after some has been removed
- remainder → rest; restant; overblijfsel; overschot
mathematics: amount left over after repeatedly subtracting the divisor
- remainder → rest
mathematics: number left over after a simple subtraction
- remainder → rest
stick used to support the cue in snooker
- rest → rest
remainder
- rest → rest

Cross Translation:

From	To	Via
• rest	→ remnant; leftovers; rest; remains; remainder	↔ reste — Ce qui demeurer d’un tout, d’une plus grande quantité ; ce qui subsister d’une chose passée, tant au sens physique qu’au sens moral.
• rest	→ remainder; leftover	↔ résidu — Ce qui rester.

rest vorm van resten:

resten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de resten (overschotten)
the surplusses; the balances
- surplusses [the ~] zelfstandig naamwoord
- balances [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor resten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
balances	overschotten; resten	saldi; saldo's
surplusses	overschotten; resten

Verwante woorden van "resten":

rest

Wiktionary: resten

resten

noun

small portion remaining of a larger thing or group
- remnant → resten

Cross Translation:

From	To	Via
• resten	→ stay; remain; stay over; abide; keep; rest; stop	↔ rester — continuer d’être à un endroit ou dans un état.

Verwante vertalingen van rest

Remove Ads

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: rest

Uitgebreide vertaling voor rest (Engels) in het Nederlands

rest:

to rest werkwoord (rests, rested, resting)

to rest (repose; take a rest)

Conjugations for rest:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

rest [the ~] zelfstandig naamwoord

the rest (sediment; deposit; sludge; residuum; remnant; dregs; lees; the last bit; last bit)

the rest (half-time score)

the rest

the rest

the rest (remainder; balance; residue; residuum; residual)

Vertaal Matrix voor rest:

Verwante woorden van "rest":

Synoniemen voor "rest":

Antoniemen van "rest":

Verwante definities voor "rest":

Wiktionary: rest

Verwante vertalingen van rest

Uitgebreide vertaling voor rest (Nederlands) in het Engels

rest:

rest [de ~] zelfstandig naamwoord

de rest (het overgeblevene; overblijfsel; restant; laatste rest; overschot)

de rest (surplus; teveel; overschot; agio; exces)

de rest (overblijfsel)

Vertaal Matrix voor rest:

Verwante woorden van "rest":

Wiktionary: rest

rest vorm van resten:

resten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de resten (overschotten)

Vertaal Matrix voor resten:

Verwante woorden van "resten":

Wiktionary: resten

Verwante vertalingen van rest